Yassin Elforkani (imam van de Blauwe Moskee, Amsteram) pleitte in het Parool (30 okt 2020) voor een verbod op het beledigen van de profeet. Dit is een heikel punt; zal dit geen opmaat vormen voor een verbod op andere vormen van heiligschennis? Per 2020 zijn de wetsartikelen 111, 112 & 113 over majesteitsschennis uit het Wetboek van Strafrecht geschrapt, en een juridisch verbod op heiligschennis zal in het huidige politieke klimaat weinig kans maken. Maar een publiek debat over vrijheid van meningsuiting, (groeps)-belediging en heiligschennis kan nuttig zijn. Na elke aanslag wordt de islamitische gemeenschap opgeroepen jihadisme en terrorisme publiekelijk te verwerpen. Maar nooit wordt de ‘westerse gemeenschap’ opgeroepen na te denken over het nut van (groeps)-belediging. ‘Onze’ vrijheid van meningsuiting is heilig; zó heilig dat we er wel een heilige oorlog voor willen voeren. De slachtoffers van aanslagen ‘op onze vrijheid’ en ‘onze manier van leven’ worden ‘martelaren van het vrije woord’.
“We laten onze vrijheid van meningsuiting niet inperken door islamitische terreur” klinkt het na elke aanslag. Maar de vrijheid van meningsuiting hebben we zelf al ingeperkt, niet door censuur, maar door preoccupatie: sinds 2005 (met de cartoon van Kurt Westergaard in Jyllands-Posten) staat vrijheid van meningsuiting voor het mogen beschimpen van de islam en haar heilige symbolen, zoals de profeet. Theo van Gogh en leden van de redactie van Charlie Hebdo hebben dat met de dood moeten bekopen, en zijn ‘onze geschiedenis’ ingegaan als ‘martelaren van het vrije woord’.
Maar als er tegen ‘onze’ heilige huisjes wordt geschopt vinden we het niet meer dan normaal dat er wordt opgetreden. Zo werd in 2014 MARTIJN, een vereniging die streefde naar acceptatie van sex met minderjarigen, verboden. En in 2017 werd de publicatie van een boek van Milo Yiannopoulos afgelast vanwege zijn uitlatingen over pedofilie. Een ander heilig huisje is het taboe op het ridiculiseren, bagatelliseren of ontkennen van de Holocaust. Dit is in Nederland niet bij wet verboden, maar uitspraken op dit gebied kunnen wel vallen onder groepsbelediging. Groepsbelediging is een uitingsdelict, opgenomen in artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel betreft misdrijven tegen de openbare orde. Er is sprake van groepsbelediging indien iemand zich in het openbaar opzettelijk beledigend uitlaat over een groep; hetzij mondeling of bij geschrift of afbeelding, en vanwege etniciteit, godsdienst of levensovertuiging. Aldus het wetboek…
Maar als het gaat over cartoons van de profeet is de vrijheid van meningsuiting heilig. Want het beledigen van moslims behoort tot ‘onze waarden’, ‘onze vrijheid’, en ‘onze manier van leven’. En daaraan mogen we ‘never nooit geen concessies’ doen, want ‘dan hebben de terroristen gewonnen’. Dus: waar blijft de volgende Mohammed-cartoon wedstrijd? En dan, na de volgende aanslag, allemaal in koor: “Imagine all the people, livin’ life in peace… I hope someday you’ll join us, and the world will be as one… Je suis Charlie! Je suis Samuel! Vive la France!”
Sommige uitgevers zien het als hun heilige taak ‘onze vrijheid’ te verdedigen d.m.v. Mohammed-cartoons. Vervolgens zien sommige moslims het als hun heilige taak ‘hun geloof’ te verdedigen d.m.v. aanslagen. Door deze acties van radicale enkelingen staat de hele wereld op z’n kop. Vervolgens verwachten ‘wij’ van de ‘moslim-gemeenschap’ een veroordeling van de aanslagen. ‘Zij’ verwachten van de ‘westerse gemeenschap’ een veroordeling van het beledigen van de profeet. Maar de meeste mensen voelen zich niet geroepen om zich te verontschuldigen voor iets waar zij part noch deel aan hebben, en waar zij zich niet mee identificeren.
Op 26 feb 2006 verklaarde Kurt Westergaard (tekenaar van de bekende ‘bom-in-tulband’ cartoon): “Er zijn incorrecte interpretaties van die cartoon. De indruk onder moslims is dat het gaat over de islam als geheel. Dat is niet zo. Het gaat over bepaalde fundamentalistische aspecten, die natuurlijk niet door iedereen worden gedeeld. Maar de brandstof voor terroristische daden vloeit voort uit bepaalde interpretaties van de islam. En als bepaalde delen van een religie zich ontwikkelen in een totalitaire en agressieve richting, dan vind ik dat je daartegen moet protesteren.”
Maar als je ‘bepaalde fundamentalistische aspecten’ van de islam aan de kaak wilt stellen, waarom dan deze cartoon? Mohammed is het meest heilige symbool voor álle moslims, en dus is deze cartoon een belediging voor álle moslims. Daarbij zijn afbeeldingen van de profeet op zich al problematisch binnen de islam (aniconisme). Als ik een probleem heb met de pro-life-beweging, moet ik dan de heilige symbolen van het christendom attaqueren? En als ik het beleid van Israel t.a.v. de Palestijen wil bekritiseren, moet ik dan slachtoffers van de holocaust schofferen? Nee, als ik ‘bepaalde fundamentalistische aspecten’ van de islam aan de kaak wil stellen, dan adresseer ik het fundamentalisme (en misschien wel, in één beweging door, fundamentalisme en extremisme in algemene zin: Proud Boys, AntiFa, etc). Maar niet het meest heilige symbool voor álle moslims, als ware het om te testen of ze niet tóch door het lint gaan. Dat is in feite een vorm van uitlokking: net zolang op een zere plek blijven drukken tot je een reactie krijgt. Volgens Noam Chomsky zijn de cartoons dan ook ingegeven door “ordinair racisme onder de dekmantel van vrijheid van meningsuiting”. De cartoons moeten volgens hem gezien worden in de context van de anti-immigratie agenda van Jyllands-Posten.
‘Onze liberale democratie’ wordt verdedigt met verwijzing naar ‘onze waarden’, ‘onze vrijheid’, ‘onze manier van leven’. Maar zijn dit liberale waarden, of is dit populistische retoriek? Staat hierin ‘vrijheid’, of ‘wij’ en ‘onze’ centraal? In een liberale, democratische rechtsstaat staat o.a. de bescherming van individuen & minderheden centraal. De ‘tyranny of the majority’ (John Stuart Mill: On Liberty, 1859) leidt tot een illiberale democratie. In een illiberale democratie belichaamt de staat, de partij of de leider de ‘wil van het volk’, gelegitimeerd door de stem van de meerderheid via verkiezingen. Dissidenten en minderheden hebben dan het nakijken: zij behoren niet tot de meerderheid, en dus niet tot ‘het volk’. Daarmee mogen hun individuele rechten worden ‘herzien’ (lees: opgeschort).
Daarom is de vrijheid van meningsuiting een groot goed in een democratie, en wel om een specifieke reden: het legitimeren van kritiek op bewindspersonen, op hun standpunten, op het gevoerde beleid, etc. En ja, ook het legitimeren van kritiek op tal van andere thema’s die het publieke debat voeden, zoals bijv. immigratie. Maar niet het aanhoudend beledigen van een bevolkingsgroep middels het ridiculiseren van hun heilige symbolen. Dat draagt niet bij aan een meer democratische, rechtvaardige, transparante, open en inclusieve samenleving. In tegendeel: het zaait verdeeldheid, wrok, angst en woede, en is daarmee een ondermijning van de democratie. De vrijheid van meningsuiting en het publieke debat zijn functioneel in een democratie, namelijk: het uitoefenen van controle & kritische reflectie. Echter: belediging, smaad, haat-zaaien en uitsluiting zijn disfunctioneel in een democratie; en juist daarom (vaak) strafbaar.
Maar blijkbaar is het in bepaalde gevallen onmogelijk andermans waarden en heiligdommen te respecteren. “Waarom zou ik geen spotprenten mogen maken van iets dat door anderen als heilig wordt gezien? Deal with it!” en “Waarom zouden we moslima’s met hoofddoeken niet beschouwen als slachtoffers van een achterlijke en repressieve cultuur?” Tegelijkertijd eisen we van ‘allochtonen’, vooral moslims, volledige aanpassing: assimilatie, niet slechts integratie. Het effect is echter averechts: toen de PVV pleitte voor een ‘kopvodden-tax’ schoot de verkoop van hoofddoeken omhoog.
Ook het Franse laïcité lijkt niet echt een uiting van republikeinse neutraliteit, maar meer van rigide chauvinisme. Begin oktober kondigde president Macron aan dat hij op de dag van de laïcité (9 dec) een nieuw wetsontwerp zal indienen. Hiermee wil hij de scheiding van kerk en staat flink uitbreiden, vooral ‘om islamitisch extremisme te bestrijden’. In een interview met het katholieke dagblad LaCroix gaf Macron aan: “de katholieken hebben niets te vrezen”. De islamitische gemeenschap ervaart dit veelal als een meten met twee maten: de laïcité lijkt vooral gericht op de islam, en minder streng voor het nog steeds invloedrijke katholicisme. Nog in 2011 verwierp Frankrijk een wetsvoorstel omtrent het homo-huwelijk, onder druk van de katholieken.
Toch is ‘onze’ resolute afwijzing van religieuze symbolen niet universeel, noch iets van alle tijden. Het kerkelijk wetboek van 1917 schreef nog voor dat vrouwen tijdens de eredienst het hoofd bedekken. En tot nog niet zo heel lang geleden gingen veel vrouwen hier ook nog niet de deur uit zonder hoofddoek. In veel oost-Europese landen geldt dat in bepaalde regio’s nog steeds. Ook als wij op vakantie elders een tempel of kerk bezoeken zien we geen probleem in de eis van gepaste kledij. En als westerse leiders Israël bezoeken hebben ze geen moeite een keppeltje te dragen, ook al zijn ze niet joods. Is het niet-beledigen van het aller-heiligste voor moslims synoniem met de afschaffing van de vrijheid van menigsuiting? En omgekeerd: is het niet-afschaffen van zwarte piet synoniem met het verdedigen van ‘onze vrijheid’ en ‘onze waarden’?
Dit gescherm met ‘onze vrijheid’ en ‘onze waarden’ toont op die manier vooral ‘onze hypocrisie’: “We zijn in oorlog, maar zij zijn begonnen!” De vraag is wie het eerst inziet dat hij de middelen in handen heeft om deze te beëindigen. Maar wellicht zijn degenen die het vuur blijven opstoken niet geïnteresseerd in beëindiging, omdat hun identiteit afhankelijk is van hun vijandbeeld. In dat geval is het aan degenen die wel geïnteresseerd zijn in beëindiging van de oorlog om de brandstof voor het vuur weg te nemen. Ons voortbestaan als samenleving hangt niet af van het voeren van een heilige oorlog tegen ‘de ander’, maar van onze capaciteit om verschillende wereldbeelden en manieren van leven te incorporeren. En daar hoort bij dat je de ‘eigenaardigheden’ van ‘de ander’ respecteert, ook al dwingen ze in jouw wereldbeeld geen respect af.