Er komen tribunalen

October 5, 2023

Volgens de AIVD (jaarverslag 2021) verlagen leiders die spreken over tribunalen de drempel voor het gebruik van geweld. Is dat zo? Op 25 mei 1993 stemden alle 15 leden van de Veiligheidsraad van de VN voor resolutie 827, wat leidde tot de instelling van het Joegoslavië-tribunaal. En op 8 november 1994 stemden 13 van de 15 leden voor resolutie 955, wat leidde tot de instelling van het Rwanda-tribunaal. Hebben deze leiders de drempel voor het gebruik van geweld verlaagd? En hoe zit het met het MH17-tribunaal, het Cambodja-tribunaal, het Oost-Timor-tribunaal, het Speciaal Tribunaal voor Libanon, en voor Sierra Leone, het Internationaal Zeerecht-tribunaal, het Tribunaal inzake vorderingen tussen Iran en de Verenigde Staten, of het Internationaal Militair Tribunaal (beter bekend als het Neurenberg Proces)? Zijn / waren dit allemaal aansporingen tot geweld? Of heeft Pepijn van Houwelingen (FvD) eigenhandig het woord ‘tribunaal’ voorzien van een andere betekenis?

Op 17 november 2021 zei dit kamerlid tegen Sjoerd Sjoerdsma (D66): “Er komen tribunalen!”, waarna hij terug naar zijn zetel liep. Sjoerdsma, noch voorzitter Bergkamp, vroeg Van Houwelingen wat hij daarmee bedoelde. Duidelijk was wel dat het betrekking had op het Covid-beleid, en dat hij van mening was dat er mensen ter verantwoording geroepen dienden te worden; maar verder…? Als het hem om waarheidsvinding te doen zou zijn, zou een parlementaire enquête volstaan. De Tweede Kamer heeft de parlementaire enquête naar het corona-beleid echter op de lange baan geschoven. Maar als Van Houwelingen zou willen dat politici ook strafrechtelijk vervolgd zouden moeten worden, dan is een parlementaire enquête geen optie; maar een tribunaal wel.

Een tribunaal is een rechtbank voor bijzondere rechtspleging, die ad hoc is ingesteld en een tijdelijk karakter heeft, en waaraan ook niet-juristen deelnemen. Maar door wie zou dat volgens FvD ingesteld moeten worden? Door het Internationaal Strafhof? Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens? Het Nederlands parlement? Of een toekomstige regering ‘Baudet I’? We zullen het niet weten, want Van Houwelingen werd niet bevraagd. Helaas wordt in onze media-cratie, waar beeldvorming en de waan van de dag het altijd winnen van het inhoudelijke debat, de term tribunalen sinds de opmerking van Van Houwelingen steevast geassocieerd met extreem-rechts en lynch-partijen.

Maar het Court for Intergenerational Climate Crimes (CICC) kunnen we toch moeilijk zien als rechts? Dit klimaat-tribunaal, opgericht door kunstenaar Jonas Staal en advocaat Radha D’Souza, is alleen geen echt tribunaal, maar was een kunst-installatie in de Amsterdamse kunst-ruimte Framer Framed in 2021, voorafgaand aan de klimaat-conferentie in Glasgow. Maar tot dergelijke tribunalen, waar niet alleen bedrijven, maar ook verantwoordelijke CEO’s en politici verantwoording af moeten leggen, wordt wel degelijk opgeroepen, en is dus niet alleen een dreigement van rechts. Zo zag Francisco van Jole (eindredacteur van Joop) tijdens een actie van Extinction Rebellion tegen fossiele subsidies een demonstrant met een bord “er komen tribunalen”. Maar zijn die er niet al?

De Hoge Raad heeft al uitspraak gedaan in de Klimaat-zaak van Urgenda tegen de Nederlandse staat, en het hoger beroep in de rechtszaak van o.a. Milieudefensie tegen Shell dient in april 2024. Op 8 februari 2023 heeft de rechtbank staal-producent Tata Steel IJmuiden B.V. veroordeeld tot geld-boetes van in totaal €110.000, en omwonenden willen een massa-claim indienen voor (gezondheids)schade door uitstoot van kankerverwekkende stoffen. Op 27 september 2023 heeft de rechter geoordeeld dat Dupont/Chemours aansprakelijk is voor de vervuiling die zij heeft veroorzaakt, waarmee de weg open ligt voor een schadestellingsprocedure.

Rechtbanken in o.a. België, Colombia, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Pakistan en Nepal hebben het voorbeeld van de Nederlandse rechtbanken gevolgd. En bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zijn drie milieu-zaken aangespannen door eisers uit Frankrijk, Zwitserland en Portugal. Volgens de London School of Economics zijn er wereldwijd 68 zaken aangespannen waarin de toereikendheid van de klimaat-maatregelen van regeringen wordt betwist.

Deze rechtzaken zijn echter strikt genomen geen tribunalen. Immers: een tribunaal is een rechtbank voor bijzondere rechtspleging, die ad hoc is ingesteld en een tijdelijk karakter heeft, terwijl boven-genoemde klimaat- en milieuzaken dienen voor permanente rechtbanken. Nog een verschil: In een tribunaal gaat het niet alleen, of in eerste instantie, om veroordelingen, maar ook om waarheidsvinding: ‘wie wist wat, wanneer, en waarom is er desondanks zus & zo besloten?’ Een soort parlementaire enquête, maar dan wel met de bevoegdheid om mensen te veroordelen voor hun aandeel in de misdaad. Daarvoor moet er natuurlijk wel sprake zijn van het bewezen schenden van geldende wetten, en kan het geen politieke afrekening zijn.

“Er komen tribunalen” kan dan opgevat worden als een impliciete waarschuwing aan het adres van mensen die uit hoofde van hun functie doen wat ze denken te moeten doen, zich daarbij verschuilend achter de institutie waarvoor ze werken. De angst voor ‘de gele hesjes’ zit er sinds 2018 bij beleidsmakers goed in, en dat komt belanghebbenden bij de status quo goed uit. Deze wisselwerking tussen een opstandige bevolking die er niet in koopkracht op achteruit wil gaan, en private belangen die ook de status quo willen handhaven, leidt tot een bange politiek die hier haar oren naar laat hangen en geen stappen durft te zetten.

Ulrich Beck (Risikogesellschaft, 1986) noemde dit ‘georganiseerde onverantwoordelijkheid’. Deze onverantwoordelijkheid wordt versterkt doordat weliswaar bedrijven boetes krijgen en regeringen vallen, maar verantwoordelijke individuen vrijuit gaan en hun carières in een ander functie gemakkelijk voort kunnen zetten. Een fraude-onderzoek of parlementaire enquête biedt hiervoor geen oplossing, en ook een rechtzaak tegen ‘rechtspersonen’ zoals ‘Shell’ of ‘de Nederlandse Staat’ treft zelden de personen die de beslissingen namen.

Maar wellicht komen er nog klimaat-tribunalen, waar o.a. klimaat-ontkenners als Van Houwelingen dan verantwoording moeten komen afleggen. En nee, daarmee wordt de drempel voor het gebruik van geweld (als we milieu-vervuiling en klimaat-verandering ook zien als een vorm van geweld) niet verlaagd, maar verhoogd. Want een boete opgelegd aan een bedrijf wordt niet betaald door de CEO of de aandelhouders, en het aftreden van een regering heeft zelden grote gevolgen voor de carières van politici en ambtenaren. Als echter duidelijk wordt dat individuen zelf ter verantwoording kunnen worden geroepen voor hun desastreuze besluiten, zullen ze wellicht betere keuzes maken in het afwegen van particuliere belangen en het algemeen belang. Een Covid-tribunaal echter, waar politici, die hebben getracht te handelen in het algemeen belang, strafrechtelijk worden vervolgd, lijkt voorlopig, gezien het aantal zetels van FvD, niet erg waarschijnlijk.

Je lutte, donc je suis!

November 4, 2020

Yassin Elforkani (imam van de Blauwe Moskee, Amsteram) pleitte in het Parool (30 okt 2020) voor een verbod op het beledigen van de profeet. Dit is een heikel punt; zal dit geen opmaat vormen voor een verbod op andere vormen van heiligschennis? Per 2020 zijn de wetsartikelen 111, 112 & 113 over majesteitsschennis uit het Wetboek van Strafrecht geschrapt, en een juridisch verbod op heiligschennis zal in het huidige politieke klimaat weinig kans maken. Maar een publiek debat over vrijheid van meningsuiting, (groeps)-belediging en heiligschennis kan nuttig zijn. Na elke aanslag wordt de islamitische gemeenschap opgeroepen jihadisme en terrorisme publiekelijk te verwerpen. Maar nooit wordt de ‘westerse gemeenschap’ opgeroepen na te denken over het nut van (groeps)-belediging. ‘Onze’ vrijheid van meningsuiting is heilig; zó heilig dat we er wel een heilige oorlog voor willen voeren. De slachtoffers van aanslagen ‘op onze vrijheid’ en ‘onze manier van leven’ worden ‘martelaren van het vrije woord’.

“We laten onze vrijheid van meningsuiting niet inperken door islamitische terreur” klinkt het na elke aanslag. Maar de vrijheid van meningsuiting hebben we zelf al ingeperkt, niet door censuur, maar door preoccupatie: sinds 2005 (met de cartoon van Kurt Westergaard in Jyllands-Posten) staat vrijheid van meningsuiting voor het mogen beschimpen van de islam en haar heilige symbolen, zoals de profeet. Theo van Gogh en leden van de redactie van Charlie Hebdo hebben dat met de dood moeten bekopen, en zijn ‘onze geschiedenis’ ingegaan als ‘martelaren van het vrije woord’.

Maar als er tegen ‘onze’ heilige huisjes wordt geschopt vinden we het niet meer dan normaal dat er wordt opgetreden. Zo werd in 2014 MARTIJN, een vereniging die streefde naar acceptatie van sex met minderjarigen, verboden. En in 2017 werd de publicatie van een boek van Milo Yiannopoulos afgelast vanwege zijn uitlatingen over pedofilie. Een ander heilig huisje is het taboe op het ridiculiseren, bagatelliseren of ontkennen van de Holocaust. Dit is in Nederland niet bij wet verboden, maar uitspraken op dit gebied kunnen wel vallen onder groepsbelediging. Groepsbelediging is een uitingsdelict, opgenomen in artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel betreft misdrijven tegen de openbare orde. Er is sprake van groepsbelediging indien iemand zich in het openbaar opzettelijk beledigend uitlaat over een groep; hetzij mondeling of bij geschrift of afbeelding, en vanwege etniciteit, godsdienst of levensovertuiging. Aldus het wetboek…

Maar als het gaat over cartoons van de profeet is de vrijheid van meningsuiting heilig. Want het beledigen van moslims behoort tot ‘onze waarden’, ‘onze vrijheid’, en ‘onze manier van leven’. En daaraan mogen we ‘never nooit geen concessies’ doen, want ‘dan hebben de terroristen gewonnen’. Dus: waar blijft de volgende Mohammed-cartoon wedstrijd? En dan, na de volgende aanslag, allemaal in koor: “Imagine all the people, livin’ life in peace… I hope someday you’ll join us, and the world will be as one… Je suis Charlie! Je suis Samuel! Vive la France!”

Sommige uitgevers zien het als hun heilige taak ‘onze vrijheid’ te verdedigen d.m.v. Mohammed-cartoons. Vervolgens zien sommige moslims het als hun heilige taak ‘hun geloof’ te verdedigen d.m.v. aanslagen. Door deze acties van radicale enkelingen staat de hele wereld op z’n kop. Vervolgens verwachten ‘wij’ van de ‘moslim-gemeenschap’ een veroordeling van de aanslagen. ‘Zij’ verwachten van de ‘westerse gemeenschap’ een veroordeling van het beledigen van de profeet. Maar de meeste mensen voelen zich niet geroepen om zich te verontschuldigen voor iets waar zij part noch deel aan hebben, en waar zij zich niet mee identificeren.

Op 26 feb 2006 verklaarde Kurt Westergaard (tekenaar van de bekende ‘bom-in-tulband’ cartoon): “Er zijn incorrecte interpretaties van die cartoon. De indruk onder moslims is dat het gaat over de islam als geheel. Dat is niet zo. Het gaat over bepaalde fundamentalistische aspecten, die natuurlijk niet door iedereen worden gedeeld. Maar de brandstof voor terroristische daden vloeit voort uit bepaalde interpretaties van de islam. En als bepaalde delen van een religie zich ontwikkelen in een totalitaire en agressieve richting, dan vind ik dat je daartegen moet protesteren.”

Maar als je ‘bepaalde fundamentalistische aspecten’ van de islam aan de kaak wilt stellen, waarom dan deze cartoon? Mohammed is het meest heilige symbool voor álle moslims, en dus is deze cartoon een belediging voor álle moslims. Daarbij zijn afbeeldingen van de profeet op zich al problematisch binnen de islam (aniconisme). Als ik een probleem heb met de pro-life-beweging, moet ik dan de heilige symbolen van het christendom attaqueren? En als ik het beleid van Israel t.a.v. de Palestijen wil bekritiseren, moet ik dan slachtoffers van de holocaust schofferen? Nee, als ik ‘bepaalde fundamentalistische aspecten’ van de islam aan de kaak wil stellen, dan adresseer ik het fundamentalisme (en misschien wel, in één beweging door, fundamentalisme en extremisme in algemene zin: Proud Boys, AntiFa, etc). Maar niet het meest heilige symbool voor álle moslims, als ware het om te testen of ze niet tóch door het lint gaan. Dat is in feite een vorm van uitlokking: net zolang op een zere plek blijven drukken tot je een reactie krijgt. Volgens Noam Chomsky zijn de cartoons dan ook ingegeven door “ordinair racisme onder de dekmantel van vrijheid van meningsuiting”. De cartoons moeten volgens hem gezien worden in de context van de anti-immigratie agenda van Jyllands-Posten.

‘Onze liberale democratie’ wordt verdedigt met verwijzing naar ‘onze waarden’, ‘onze vrijheid’, ‘onze manier van leven’. Maar zijn dit liberale waarden, of is dit populistische retoriek? Staat hierin ‘vrijheid’, of ‘wij’ en ‘onze’ centraal? In een liberale, democratische rechtsstaat staat o.a. de bescherming van individuen & minderheden centraal. De ‘tyranny of the majority’ (John Stuart Mill: On Liberty, 1859) leidt tot een illiberale democratie. In een illiberale democratie belichaamt de staat, de partij of de leider de ‘wil van het volk’, gelegitimeerd door de stem van de meerderheid via verkiezingen. Dissidenten en minderheden hebben dan het nakijken: zij behoren niet tot de meerderheid, en dus niet tot ‘het volk’. Daarmee mogen hun individuele rechten worden ‘herzien’ (lees: opgeschort).

Daarom is de vrijheid van meningsuiting een groot goed in een democratie, en wel om een specifieke reden: het legitimeren van kritiek op bewindspersonen, op hun standpunten, op het gevoerde beleid, etc. En ja, ook het legitimeren van kritiek op tal van andere thema’s die het publieke debat voeden, zoals bijv. immigratie. Maar niet het aanhoudend beledigen van een bevolkingsgroep middels het ridiculiseren van hun heilige symbolen. Dat draagt niet bij aan een meer democratische, rechtvaardige, transparante, open en inclusieve samenleving. In tegendeel: het zaait verdeeldheid, wrok, angst en woede, en is daarmee een ondermijning van de democratie. De vrijheid van meningsuiting en het publieke debat zijn functioneel in een democratie, namelijk: het uitoefenen van controle & kritische reflectie. Echter: belediging, smaad, haat-zaaien en uitsluiting zijn disfunctioneel in een democratie; en juist daarom (vaak) strafbaar.

Maar blijkbaar is het in bepaalde gevallen onmogelijk andermans waarden en heiligdommen te respecteren. “Waarom zou ik geen spotprenten mogen maken van iets dat door anderen als heilig wordt gezien? Deal with it!” en “Waarom zouden we moslima’s met hoofddoeken niet beschouwen als slachtoffers van een achterlijke en repressieve cultuur?” Tegelijkertijd eisen we van ‘allochtonen’, vooral moslims, volledige aanpassing: assimilatie, niet slechts integratie. Het effect is echter averechts: toen de PVV pleitte voor een ‘kopvodden-tax’ schoot de verkoop van hoofddoeken omhoog.

Ook het Franse laïcité lijkt niet echt een uiting van republikeinse neutraliteit, maar meer van rigide chauvinisme. Begin oktober kondigde president Macron aan dat hij op de dag van de laïcité (9 dec) een nieuw wetsontwerp zal indienen. Hiermee wil hij de scheiding van kerk en staat flink uitbreiden, vooral ‘om islamitisch extremisme te bestrijden’. In een interview met het katholieke dagblad La­Croix gaf Macron aan: “de katholieken hebben niets te vrezen”. De islamitische gemeenschap ervaart dit veelal als een meten met twee maten: de laïcité lijkt vooral gericht op de islam, en minder streng voor het nog steeds invloedrijke katholicisme. Nog in 2011 verwierp Frankrijk een wetsvoorstel omtrent het homo-huwelijk, onder druk van de katholieken.

Toch is ‘onze’ resolute afwijzing van religieuze symbolen niet universeel, noch iets van alle tijden. Het kerkelijk wetboek van 1917 schreef nog voor dat vrouwen tijdens de eredienst het hoofd bedekken. En tot nog niet zo heel lang geleden gingen veel vrouwen hier ook nog niet de deur uit zonder hoofddoek. In veel oost-Europese landen geldt dat in bepaalde regio’s nog steeds. Ook als wij op vakantie elders een tempel of kerk bezoeken zien we geen probleem in de eis van gepaste kledij. En als westerse leiders Israël bezoeken hebben ze geen moeite een keppeltje te dragen, ook al zijn ze niet joods. Is het niet-beledigen van het aller-heiligste voor moslims synoniem met de afschaffing van de vrijheid van menigsuiting? En omgekeerd: is het niet-afschaffen van zwarte piet synoniem met het verdedigen van ‘onze vrijheid’ en ‘onze waarden’?

Dit gescherm met ‘onze vrijheid’ en ‘onze waarden’ toont op die manier vooral ‘onze hypocrisie’: “We zijn in oorlog, maar zij zijn begonnen!” De vraag is wie het eerst inziet dat hij de middelen in handen heeft om deze te beëindigen. Maar wellicht zijn degenen die het vuur blijven opstoken niet geïnteresseerd in beëindiging, omdat hun identiteit afhankelijk is van hun vijandbeeld. In dat geval is het aan degenen die wel geïnteresseerd zijn in beëindiging van de oorlog om de brandstof voor het vuur weg te nemen. Ons voortbestaan als samenleving hangt niet af van het voeren van een heilige oorlog tegen ‘de ander’, maar van onze capaciteit om verschillende wereldbeelden en manieren van leven te incorporeren. En daar hoort bij dat je de ‘eigenaardigheden’ van ‘de ander’ respecteert, ook al dwingen ze in jouw wereldbeeld geen respect af.

Voedsel- en Warenautoriteit tegen burgers

October 4, 2017

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft geëist dat de Vegetarische Slager zijn productnamen verandert. “Het is misleidend om een product vegetarische boterhammenworst te noemen, terwijl er geen worst in zit. Hetzelfde geldt voor het product ‘gehackt’ van de Vegetarische Slager, daar zit geen gehakt in.”

Zelfs ‘visvrije tonyn’ zou tot verwarring bij de consument kunnen leiden en is daarom misleidend. Maar er staat toch duidelijk ‘visvrije’ voor; en Vegetarische Slager boven? En zou de Vegetarische Slager dan niet ook de bedrijfsnaam moeten veranderen; immers, er worden helemaal geen dieren geslacht voor hun producten. Nee, dan is de ‘diervriendelijke slager’ een stuk minder misleidend!

Eerder al maakten de parlementariers Jaco Geurts (CDA), Erik Ziengs (VVD) en Helma Lodder (VVD) al bezwaar tegen namen als burger, schnitzel en worst voor vleesvervangers. Maar verwijzen die woorden dan per definitie naar vlees? Nee, dat doen ze niet.

Burger, zonder Ham-, betekent van oudsher inwoner van een burcht of (stad)staat, maar verwijst tegenwoordig vooral naar een schijf fijngehakt of gemalen rund, varken, lam, hert, kangoeroe, kip, kalkoen, zalm of groente; deze laatste variant kennen we als veggie-burger. Burger komt van hamburger, en heeft niets met ham te maken, maar verwijst naar Hamburg. Waarschijnlijk werd de snack voor het eerst in de 19e eeuw verkocht aan passagiers aan boord van de Hamburg America Line, maar over de ingrediënten is niets bekend, behalve dat het met brood werd geserveerd.

Hetzelfde geldt voor frankfurter and wiener: ook deze termen verwijzen naar plaatsnamen, niet naar een soort vlees. Anders zouden de Frankfurter Allgemeine en de Wiener Zeitung een serieus probleem hebben, want hun kranten zijn gedrukt op vellen papier, en niet op plakken vlees. En nu we het daar toch over hebben: het woord Schnitzel is Duits voor plakje / sneetje, en verwijst dus ook niet perse naar vlees. Dat geldt eveneens voor het Nederlandse gehakt, ook dat betekent precies wat er staat: dat ‘het’ gehakt is. Wat dat ‘het’ is ligt niet besloten in het woord, net zomin als dat zaagsel perse hout is.

Maar hoe zit dan het met onze oude vertrouwde worst naar oma’s recept? Worst komt via het Duitse Wurst van wurstiz, dat afstamt van het Germaanse wirren: ‘mengen’. Curry komt van kari, het Tamil (India) voor (kruiden)-mengsel of saus. Ons woord saus komt weer van salsicus, Latijn voor ‘gemengd met zout’, wat in het Frans en Engels leidde tot saucisse respectievelijk sausage. Curry-worst is dus eigenlijk een tautologie: ‘gemengd mengsel’. Maar wat er gemengd is blijft grootmoeder’s geheim. Duidelijk is wel dat de toeëigening van deze woorden door de vlees-industrie oneigenlijk is.

Maar misschien toont dit de oneigenlijkheid, of beter: het ware gezicht, van de NVWA als marionet van de voedsel-lobby. Dat gezicht, dat eigenlijk moet toezien op voedselveiligheid en dierenwelzijn, is blind voor misleidingen als ‘vers’, ‘eerlijk’, ‘ambachtelijk’ en ‘puur natuur’, alsook voor het gebruik van groene logo’s en lachende dieren op etiketten die concurreren met serieuze keurmerken. Is het gebruik van het voorvoegsel ‘scharrel’ (scharrel-vlees en scharrel-eieren) bijvoorbeeld niet misleidend?

Bovengenoemde kamerleden stelden dat “het etiket moet weergeven wat er in een product zit”. Mits aangevuld met “en wat de herkomst is van die ingrediënten” is dat een goed begin. Dat de slavink sla noch vink bevat is dan echter niet waar we het over hoeven te hebben. Waar de discussie over zou moeten gaan is: weet de burger wat er in z’n burger zit als er kip, varken of rund op het etiket staat? Weet de consument welke belasting op het milieu de veeteelt vormt? Weet de consument dat vlees-runderen gehaald moeten worden middels keizersnede omdat ze niet natuurlijk kunnen kalveren? Weet de consument dat pasgeboren dieren meteen bij de moeder worden weggehaald? Weet de consument hoeveel ‘nutteloze’ dieren er vernietigd worden? Weet de consument hoe dieren gehuisvest zijn? Weet de consument van de lange internationale transporten? Dat valt allemaal niet te lezen op het etiket, noch hebben we daar de Voedsel- en Warenautoriteit over gehoord.

Volgens de NVWA is er echter geen sprake van politieke motivatie of invloed van de vleeslobby. “Wij hebben een melding binnen gekregen. We hebben de overtreding geconstateerd en de waarschuwing verstuurd.” … Eerlijk is heerlijk.

Alice, buitenstaander of heldin in Wonderland?

March 27, 2010

Toegegeven: de decors zien er fantastisch uit en de 3D-effecten zijn ook geweldig (ik kan niet zeggen in vergelijking tot wat, want dit was voor mij de 1e keer dat ik een 3D-film zag). Maar het script van deze coming-of-age bewerking is een regelrechte verkrachting van Lewis Carroll’s boek uit 1865. Tim Burton’s Alice in Wonderland 3-D is dan ook geen verfilming van Alice’s Adventures in Wonderland (1865), maar een remake van de Disney-animatie uit 1951, toen de Koude Oorlog volop aan de gang was en Amerika in de ban was van het McCarthyisme en de Red Scare (de Amerikaanse versie van de Culturele Revolutie). Deze moralistische coming-of-age animatie (Alice is hier 19, i.p.v.8 jaar) staat zo bol van de 3D-actie dat de personages en Carroll’s spel met taal en logica er maar wat bij hangen. Het script voor Burton’s Alice in Wonderland is geschreven door Disney-scenariste Linda Woolverton, en voldoet geheel aan de Disney-formule en het profiel van de doelgroep: de Amerikaanse tiener. In tegenstelling tot Carroll’s boek, is het Disney/Burton-verhaal een klassieke strijd tussen good and evil. Het kwaad wordt belichaamd door een totalitaire koningin die met ijzeren hand regeert door haar onderdanen, haar hoflieden, en haar rode leger (!) angst in te boezemen onder het motto: “It’s better to be feared than loved“. (Burton/Disney heeft voor het moralistische rijmpje van Bates gekozen om de koningin te portretteren, en Carroll’s parodie erop totaal genegeerd). De goede partij is de witte koningin (uit: Through the Looking Glass and What Alice Found There, 1872), die Alice moet bevrijden van het kwaad. Verwees de animatiefilm uit 1951 naar het Soviet-regieme, de 3D versie uit 2010 lijkt de verwijzen naar de enemies of freedom uit ons post-Koude-Oorlog-tijdperk (Iran, Noord-Korea, China). Uiteindelijk overwint Alice het kwaad door het geloof in haar sociale plicht om het beste uit zichzelf te halen, het schier-onmogelijke te denken en streven naar de realisatie daarvan, en zo het goede te laten zegevieren over het kwaad.

Carroll’s oorspronkelijke boek (Alice In The Underworld, 1865) daarentegen was een maatschappij-kritisch verhaal over de strijd voor integriteit die de jeugd moet leveren in een streng moralistische maar tevens dubbelzinnige en hypocriete maatschappij. Wonderland is geen droom, maar staat symbool voor het Engeland onder koningin Victoria (Wonderland is dan ook een monarchie). Zoals alle samenlevingen waar zaken die als immoreel gelden (taboe zijn) publiekelijk ten schande gemaakt worden, en waar betrokkenheid bij immoreel gedrag iemands reputatie om zeep kan helpen, was Victoriaans Engeland behoorlijk schizofreen en hypocriet. Aan de oppervlakte golden er de hoogste zedelijke en morele standaarden, maar vlak onder de uiterlijke schijn was een subcultuur ontstaan waarin gerespecteerde burgers zich immoreel konden gedragen, zonder dat dit consequenties had voor hun reputatie; zolang er maar geen ruchtbaarheid aan werd gegeven. Gokken, prostitutie, en drugsgebruik waren wijdverbreid (in 5 van de 6 huishoudens werd opium gerookt, waaronder Carroll zelf), en deze schizofrenie zien we terug in Wonderland. In zijn beschrijving van de sociale werkelijkheid vanuit het oogpunt van de keurig opgevoede Alice, zijn volwassenen wreed, kinderachtig, onverantwoordelijk, impulsief en zelfgenoegzaam. Carroll hekelde dan ook het pedagogisch moralisme van zijn tijd waarin kinderen opgezadeld werden met een onrealistisch beeld van het leven en een maatschappelijke verwachting waaraan volwassenen nog niet eens konden voldoen.

Carroll’s Alice in Wonderland gaat over een 8-jarig meisje met een filosofische nieuwsgierigheid, dat met een kritische blik naar de wereld om zich heen kijkt;

“ready to accept the wildest impossibilities with all that utter trust that only dreamers know; and curious, wildly curious, and with the eager enjoyment of Life that comes only in the happy hours of childhood, when all is new and fair, and when Sin and Sorrow are but names; empty words signifying nothing…”

Tegelijkertijd is Alice een product van haar tijd: ze is beleefd, een beetje betweterig, en heeft een sterk rechtvaardigheidsgevoel. Maar ze is ook op de leeftijd dat ze vragen begint te stellen over de dingen die ze geleerd heeft, en de ongerijmdheden en hypocrisie van het gedrag van de wezens in Wonderland (de wereld der volwassenen). Ze zit daardoor voortdurend gevangen in een conflict tussen de leefregels die haar zijn aangeleerd (hoe de dingen wel of niet zouden moeten zijn), en de realiteit van Wonderland. Ze stelt voortdurend vooroordelen en onrechtvaardigheid aan de kaak, trekt als vanzelfsprekend geaccepteerde ongerijmdheden in twijfel, en neemt geen genoegen met een onbevredigend antwoord. (vgl: Hans Christian Andersen: De nieuwe kleren van de Keizer). M.a.w: Alice bevindt zich tussen de kinderlijke wereld van vrijheid, spontaniteit en fantasie, en de wereld van de volwassen met alle voor vanzelfsprekend aangenomen waarheden, sociale pressie en hypocrisie die daar bij horen. In Wonderland strijdt ze tegen de hypocrisie en ongerijmdheden van de wereld van de volwassen, en probeert ze te onderscheiden tussen “zin” en “onzin“. Alice staat open om nieuwe dingen te leren, maar dat betekent ook dat ze orde in de chaos wil creëren. Taal, logica, orde, etiquette, en respect zijn terugkerende elementen waarmee Alice worstelt in het vinden van haar identiteit. Carroll’s versie is in die zin, behalve een maatschappij-kritisch boek, ook een proto coming-of-age verhaal. De moraal ervan is echter 180° tegenovergesteld aan die van Disney/Burton.

Alice laat toe dat de vreemde wezens die de surrealistische wereld van Wonderland bevolken, haar commanderen en vertellen hoe zich te gedragen. Ze is onderworpen aan de vreemde regels van Wonderland, en krijgt het gevoel dat ze de hele tijd van alles verkeerd doet, zonder te begrijpen waarom. Carroll schetste hiermee zijn visie op de strikte maar tegelijk dubbelzinnige en hypocriete Victoriaanse moraal; met name in de opvoeding van kinderen (kinderen waren leuk om naar te kijken, maar niet om naar te luisteren). Alle dingen en mensen hadden hun rol en status, en het was aan de heersende machten om de sociale rolverdeling duidelijk te houden. Alice laat zich commanderen en beïnvloeden, niet omdat ze zelf geen mening heeft (integendeel), maar vanwege de vreemdheid en onvoorspelbaarheid van de situaties waar ze in beland laat ze zich inpalmen. Ze heeft in haar opvoeding niet geleerd hoe te handelen in een dubbelzinnige en onvoorspelbare wereld: haar wereld is logisch en gestructureerd. Daarom voelt ze zich niet veilig in Wonderland, en behoudt ze een zekere reserve en afstand. Ondanks het feit dat ze geleefd wordt, en zij zelf ook best enige invloed heeft op de gang van zaken in Wonderland, gaat ze er nooit in op: ze is een geïnteresseerde en geëngageerde getuige, een voorbijganger die zich niet compromitteert. Dit in tegenstelling tot Burton/Disney’s Alice, die de messianistische taak aanvaart om de wereld te redden, en zo haar roeping ontdekt. Haar ervaringen in Wonderland zijn een inwijdingsrite, een test van commitment, waar ze met glans voor slaagt.

Carroll’s Alice daarentegen is een kind dat verdwaald is in de onderbuik van Wonderland. Ze is verward, gefrustreerd, en terwijl ze wel geïnteresseerd is in wat er om haar heen gebeurt, begrijpt ze er steeds minder van. Ze probeert orde aan te brengen in de chaos, en zin te geven aan het onzinnige, maar door het gebrek aan strucuur en betekenis zwerft ze door Wonderland in verwarring. En hoe langer ze daar is, hoe liever ze er uit wil. Vanaf het moment dat ze in het konijnenhol valt bevindt ze zich in een wereld die ze niet begrijpt: de grond is letterlijk onder haar voeten weggetrokken, en ze kan haar evenwicht niet meer hervinden. Tegen het einde van het verhaal realiseert ze zich dat ze de touwtjes in eigen hand moet nemen, leiding moet geven aan de gebeurtenissen, wil ze kunnen dealen met deze wezens, en de controle over haar lot terugwinnen. Door haar besef dat de soldaten die achter haar aan zitten slechts kaarten zijn uit een spel, werpt ze de machtsstructuur omver, en ontsnapt ze uit Wonderland.

Carroll’s Wonderland is geen droom, maar verwijst naar het illusoire karakter van de sociale realiteit. Deze realiteit is de repressieve en hypocriete illusie die de moraal van de status-quo oplegt aan alle leden van de samenleving. Vijand van deze illusie zijn de kinderlijke fantasie en mind altering drugs (zoals de door Carroll’s gebruikte opium). Dit roept sterke associaties op met een keur aan (post)structuralistische schrijvers, waaronder Nietzsche, Foucault, Chomsky en Burroughs. Een passage uit The Soft Machine van laatstgenoemde:

“He took out some dried mushrooms and herbs and began cooking them in a clay pot. […] I drank the bitter medicine and almost immediately the pictures I had seen of Mayan artifacts and codices began moving in my brain like animated cartoons […] I felt a strange vertigo which I recognized as the motion sickness of time travel […] As I stepped forward into the clearing and addressed one of the workers, I felt the crushing weight of evil insect control forcing my thoughts and feelings into prearranged molds, squeezing my spirit in a soft invisible vise. The worker looked at me with dead eyes empty of curiosity or welcome and silently handed me a planting stick […] I have explained that the Mayan control system depends on the calendar and the codices which contain symbols representing all states of thought and feeling possible to human animals living under such limited circumstances. These are the instruments with which they rotate and control units of thought. I found out also that the priests themselves do not understand exactly how the system works […] Using the drug the doctor had given me, I took over the priest’s body, and gained access to the room where the codices were kept. […] Smash the control images, smash the control machine, burn the books, kill the priests! […] Inexorably as the machine had controlled thought feeling and sensory impressions of the workers, the machine now gave the order to dismantle itself and kill the priests. […] You see the priests were nothing but word and image, an old film rolling on and on with dead actors. […] Tidal waves rolled over the Mayan control calendar.” (William Burroughs: The Soft Machine (1961); ch. 7: The Mayan Caper)

Burroughs’ beschrijving van de hiërarchische en repressieve Maya-samenleving heeft een aantal kenmerken die overeenkomen met Carroll’s beschrijving van Wonderland:
– het hallucigene aspect van de beschreven wereld, die model staat voor de maatschappij,
– de beïnvloeding van het denken van de hoofdpersoon door vreemde wezens (burgers),
– het gebrek aan nieuwsgierigheid, openheid en kritisch denken van deze wezens (burgers),
– het repressieve aspect van taal, symbolen, ideeën, sociale conventies en geloofsystemen,
– het uiteindelijke inzicht dat die sociale werkelijkheid een illusie is, die bestaat bij de gratie van het geloof in de taal en symbolen.

Volgens Burroughs is The American dream als de Maya-cosmologie:

“America is not so much a nightmare as a non-dream. The American non-dream is precisely a move to wipe the dream ot of existence. The dream is a spontaneous happening and therefore dangerous to a control system set up by non-dreamers.”

Amerikanen zijn practical dreamers, zoals Disney/Burton’s Alice in Wonderland illustreert. Zowel de moraal van de film, als het concrete resultaat, komen over als een non-dream, als een protocol, als meer van hetzelfde: “an old film rolling on and on with dead actors.” Misschien omdat Burton al 30 jaar hetzelfde soort films maakt met dezelfde mensen, en Disney nog veel langer, maar waarschijnlijk ook vanwege een Victoriaanse erfenis die zijn neerslag heeft gehad op de Amerikaanse psyche. Net zo is volgens Carroll de Victoriaanse moraal als Wonderland: het is geen droom, maar een maatschappelijke structuur, gelegitimeerd door een hypocriete moraal, waar een enorme sociale druk vanuit gaat. Carroll’s oorspronkelijke titel (Alice In The Underworld) verwijst naar de maatschappelijke realiteit onder de uiterlijke schijn van oppervlakkige moraal. Alice ervaart dat haar ideeën over waarheid, realiteit, rechtvaardigheid en logica niet stroken met de sociale conventies in Wonderland. Maar i.p.v. zich daar aan aan te passen, en zich te laten ronselen voor een strijd van goed tegen kwaad, verzet ze zich, en kiest ze haar eigen pad. Sommige scholen verboden het boek vanwege deze subversieve strekking (alsmede “slecht taalgebruik, verwijzingen naar sexuele fantasieën, en neerbuigende beschrijvingen van onderwijzers en religieuze ceremonies”).

Het Disney/Burton verhaal daarentegen is júist een verbeelding van die oppervlakkige moraal, en ontbreekt het aan elke zelf-reflexie en maatschappijkritiek. Het is in feite een gecensureerde versie van Carroll’s verhaal (Alice eet natuurlijk niet van de paddestoel!), en zo herschreven dat het juist tot het soort moralistische propaganda is verworden dat Carroll zo hekelde. Carroll’s Alice zou, net als het kind in De Nieuwe Kleren van de Keizer (Hans Christian Andersen ), roepen: “De Disney/Burton 3D-versie loopt in z’n blootje!” Burton geeft dan ook toe in Blast Magazine dat hij “never really felt any real emotional connection to Alice in Wonderland; it was always a girl wandering around from one crazy character to another.” Het nieuwe script moest “some framework of emotional grounding” bieden, “to try and make Alice feel more like a story, as opposed to a series of events.” Dit “framework of emotional grounding” heeft dus geresulteerd in een één-dimensionale moralistische les: “Ontdek je roeping, en ga d’r voor!” In de laatste scene zien we hoe Alice lering heeft getrokken uit haar omzwervingen, volwassen is geworden, en haar kinderlijke dromen heeft verruild voor The American Dream: een carrière in de globale handel en kolonialisering van de wereld.

Alice @ the Tea Party

Joods-christelijke traditie? “Where you stand depends on where you sit”

March 15, 2010

Naar aanleiding van:
* de opstanden in Jeruzalem en de reactie van Joe Biden n.a.v. de bouw van 1600 woningen op bezet gebied (maart 2010),
* de lezing van Dries van Agt (11-3-2010, Groningen),
* het boek The Holocaust is over; we must rise from its ashes (december 2009) van Avraham Burg.

Vanaf de Diaspora tot aan WO2 was het Jodenvraagstuk een kwestie die Europa (niet alleen Duitsland) bezighield. De Nazi’s hielden er hun eigen oplossing op na, maar de rest van (christelijk) Europa (inclusief een groot deel van de joodse gemeenschap) had al vanaf het eind van de 19e eeuw een ander plan: een Joodse staat ergens buiten Europa. Sinds de jaren ’80 van de 20e eeuw worden we steeds meer geconfronteerd met een ander vraagstuk: de Palestijnse kwestie. Maar een eindoplossing hiervoor lijkt steeds verder uit zicht.

Anti-semitisme is diep geworteld in de westerse cultuur. Joden in west- en oost-Europa (en Rusland) kennen een geschiedenis van discriminatie en vervolging. De dominante religie van het westen (het christendom) heeft de Jodenhaat door de eeuwen heen tot geloofsartikel gemaakt. Zelfs voor het protestantisme, dat zich van Rome had afgekeerd, bleven de joden prime evil. Curieus, aangezien Jezus zelf jood was. Amerikaanse gospel en country-blues staan vol verwijzingen naar “the river Jordan”, “the land of Kanaan”, “the Man from Galilei”, “Beulah Land”, etc., en een christelijke maar anti-semitistische beweging als the KKK stelt: “To be a Klansman […] to give your heart and mind to the truth of Christ and Yahweh” (Yahweh is de god van de joden).

Het algemeen gangbare verhaal (waarvoor sluitend historisch bewijs overigens ontbreekt) is dat Jezus de leider van een joodse sekte was. Hij werd gewantrouwd en verguist (net als als Bhagwan en Jomanda in ons tijdperk) door de meerderheid van zijn volksgenoten; Maar ook door de Romeinen, die het gebied hadden gekoloniseerd, en die een gevaar in zijn groeiende aanhang zagen. Dus hebben de Romeinen hem aan een paal getimmerd. Een paar honderd jaar later (eind 4e eeuw) echter geloofden de Romeinen dat diezelfde Jezus, die ze 32 jaar na zijn geboorte ter dood hadden gebracht, de Verlosser en Zoon van God was, en dat Judas de smeerlap was die hem verraden heeft. Dat hebben de Roomse christenen de joodse Judas, en daarmee alle joden, “die de heer Christus en de profeten vermoord hebben” (zoals te lezen valt in het Nieuwe Testament), nooit vergeven. Kerkvaders als Augustinus, Justinus de Martelaar, Johannes Chrysostomus, Cyprianus, Cyrillus van Alexandrië, Efrem Syri, Paus Clemens VIII, Thomas van Aquino en Martin Luther predikten daarom anti-semitisme, en meenden dat de joden moesten lijden onder het feit dat zij Jezus vermoord hadden. Dat het de Romeinen waren die Jezus om zeep geholpen hadden, en de Joodse Tempel en Jeruzalem met de grond gelijk hadden gemaakt, waren ze gemakshalve even vergeten.

Onder meer door de vorming van nieuwe natie-staten groeide het anti-semitisme in Europa sinds halverwege de 18e eeuw en gedurende de 19e eeuw. Velen (waaronder Marx) waren tegen assimilatie van de Joden, zij het vanwege hun religieuze achtergrond, etniciteit, of vermeende gierige kapitalistische aard. Sinds 1880 vluchtten veel joden voor de pogroms in Rusland en oost-Europa naar de V.S. en west-Europa, wat het anti-semitisme hier verder aanwakkerde. Tegen het eind van de 19e eeuw leken anti-semieten en delen van de joodse gemeenschap (o.l.v. Theodor Herzl), onafhankelijk van elkaar, toch een gezamenlijke oplossing te hebben gevonden voor het joodse vraagstuk: een Joodse staat ergens buiten Europa. Argentinië leek de anti-semieten een goede plek voor de joden (heel ver weg in een leeg en onherbergzaam land), maar de zionisten herinnerden zich dat God hen een stuk land genaamd Kanaän (of: Erets Jisrael) had beloofd (Genesis 15:18-21) ergens tussen de Nijl en Syrië; het zionisme was geboren.

Tussen 1844 en 1880 was de joodse bevolking in Palestina geleidelijk gegroeid van 17.000 naar circa 25.000 (tegenover een Arabische bevolking van ongeveer 425.000). Rond 1882 begon een 1e grote golf van ongeveer 35.000 immigranten naar Palestina te trekken; vanaf 1904 volgde een 2e golf van zo’n 40.000 immigranten. Na WO1 viel het Ottomaanse Rijk uiteen en werd Palestina een protectoraat onder Brits mandaat, toegewezen door de Volkerenbond. De Verklaring van Balfour van 1917 was het begin van het drama dat zich nu nog voortsleept. In de jaren na het verdrag van Versailles leefde het anti-semitisme opnieuw op. In Duitsland leidde de vernedering door de geallieerden en de herstelbetalingen tot haat tegen alles wat niet Duits was, en de joden waren de eerste de beste grote minderheid die het te verduren kreeg. Hierdoor kregen de Palestijnen te maken met een “joodse tsunami“: tussen 1918 en 1929 kwamen er circa 123.000 immigranten in Palestina aan. De bijna 250.000 joden die vervolgens in de jaren ’30 arriveerden waren veelal vluchtelingen uit Nazi-Duitsland, Polen en de Sovjet-Unie. Na het instellen van de Britse immigratie-restricties (1939) vluchtten er nog ongeveer 80.000 mensen illegaal naar Palestina (mede omdat de meeste Europese landen, waaronder Nederland, joodse vluchtelingen weerden).

De positie van Rome was in de aanloop naar, en tijdens WO2, net zo anti-semitisch als voorheen. Afgezien van religieuze motieven, wordt het anti-semitisme van de katholieke kerk veelal verklaard vanuit opportunisme. Ten eerste zag Rome de groeiende macht van nazi-Duitsland en haar bondgenoten, en wilde die te vriend houden. Aartsbisschop Karol Kmetko verklaarde nog in 1942: “Jullie zullen niet alleen gedeporteerd worden; jullie zullen worden gedood. Dit zal jullie straf zijn voor het vermoorden van onze Verlosser”. Ten tweede speelde de kerk in op sentimenten van de achterban, zoals ze dat ook deed in overzeese gebieden; daar werden lokaal aanbeden goden opgenomen in het pantheon (veelal door ze te identificeren als een of andere katholieke heilige), omdat het katholicisme dan beter aan bleek te slaan.

Na WO2 is de westerse Jodenhaat omgeslagen in schaamte en medelijden (afgezien van kleine groeperingen die als “extreem rechts” te boek staan; wat anti-semitisme dan ook maar met rechts te maken mag hebben: de V.S. als federale staat zijn niet anti-semitisch, maar Marx was dat wel). Na een aantal terroristische aanslagen die de joden pleegden tegen de Britten (zoals de bomaanslag in het Koning David-hotel, waarbij 91 personen omkwamen) besloot Groot-Brittannië het mandaat over Palestina in 1947 terug te geven aan de VN (opvolger van de Volkenbond), toen nog maar uit een relatief klein aantal (51), voornamelijk westerse landen bestaand (de geallieerden), die zich mede-verantwoordelijk voelden voor het lot dat de joden hadden ondergaan in Europa. Na een halve eeuw immigratie was de verhouding joden/Palestijnen nog steeds respectievelijk 30%-70%. Toch namen de VN in november 1947 verdelingsplan aan dat Palestina opdeelde tussen een joods (55%) en een Arabisch gebied (42%), alwaar de Palestijnen en hun Arabische bondgenoten geen genoegen mee namen.

Te midden van een burgeroorlog verlieten de Britten het mandaatgebied, en riep Ben-Gurion op 14 mei 1948 de staat Israël uit, zonder echter de grenzen ervan aan te geven; Israëlische troepen waren onderwijl bezig deze grenzen op te zoeken en te verleggen. Een half uur na Ben-Gurion’s onafhankelijkheidsverklaring werd Israël door president Truman erkend, maar niet door de Verenigde Naties. Vier maanden later werd VN-bemiddelaar, graaf Folke Bernadotte, door joodse terroristen vermoord. Tijdens de Nakba (1947-1949) hebben Israëlische militairen 500 Palestijnse dorpen geëvacueerd cq. vernietigd, resulterend in 700.000 Palestijnse vluchtelingen. Toen Israël 78% van het voormalige Palestina had veroverd, kwam het in 1949 tot een wapenstilstand. Pas toen erkenden de VN de staat Israël (resolutie 273), en begonnen de wapenleveranties door zowel de Sovjet-Unie als de V.S. (alsmede hun beider bondgenoten).

Bij de uitroeping van de staat Israël woonden er 650.000 joden in het gebied. Daarna volgde een grote immigratiegolf uit Arabische landen, waardoor de joodse bevolking binnen enkele jaren verdubbelde. De Wet op de Terugkeer (1950) garandeerde alle joden ter wereld vrije toegang tot Israël. Sindsdien bleven jaarlijks tienduizenden vanuit allerlei continenten naar Israël komen, geholpen door de Israëlische regering en zionistische organisaties in de diaspora. Na de Zesdaagse Oorlog van 1967 verloren de Palestijnen de overige 22% van hun land, en veroverde Israël daarbij de Sinaï en de Golan. Daarna volgden nog de Uitputtingsoorlog (1968-1970), de Jom Kippoeroorlog (1973), Operatie Litani (1978), en de 1e Libanon-oorlog (1982). In de jaren ’70 en vooral de jaren ’90 immigreerden in totaal 840.000 joden uit de (voormalige) Sovjet-Unie naar Israel, en in 1984 en 1991 werden duizenden Ethiopische joden naar Israël gehaald. Van niet-joden (dus vooral de Palestijnen) eist Israel niet alleen erkenning als onafhankelijke staat, maar erkenning als joodse staat. In 1975 bepaalde de Algemene Vergadering (VN-resolutie 3379) dat zionisme een vorm van racisme is, maar trok deze onder druk van de V.S. in 1991 weer in (resolutie 4686):

“To equate Zionism with the intolerable sin of racism is to twist history and forget the terrible plight of Jews in World War II and indeed throughout history.” (G. Bush sr.)

Avraham Burg stelde voor om de Wet op de Terugkeer uit 1950 aan te passen:

“To define the State of Israel as a Jewish state is the key to its end. A Jewish state is explosive. It’s dynamite.” (interview in Haaretz, 2007) “Israel, having ceased to care about the children of the Palestinians, should not be surprised when they come washed in hatred and blow themselves up in the centers of Israeli escapism.” (artikel in Yedioth Ahronoth, 2003)

De jaren ’80 werden gekenmerkt door de bouw van joodse nederzettingen in de gebieden waar de Palestijnen waren geconcentreerd, en daarmee gepaard gaande militarisering en uitbreiding van checkpoints. Als reactie daarop begon de 1e Intifada (1987-1993). Volgens internationale verdragen is gewapend verzet tegen bezetters toegestaan, maar niet tegen burgers van de bezettende macht. De vraag is of de gewapende “settlers” (kolonisten) in de nederzettingen op bezet gebied vallen onder “burgers”. Tijdens deze Intifada zijn er 10 keer zoveel Palestijnse als Israelische slachtoffers gevallen (tegen een gemiddelde van 5:1). In 1988 riep de PLO een onafhankelijke Palestijnse staat uit, maar deze is nooit erkend. De Oslo-akkoorden (1993) moesten hoop geven, maar waren in feite het doodvonnis voor een 2-staten-oplossing: de grenzen van de te vormen staten waren niet vastgelegd, en de bouw van joodse nederzettingen ging (en gaat) onverminderd door.

Nadat duidelijk werd dat de Oslo-akkoorden niets opgeleverd hadden brak met het bezoek van Sharon aan de Tempelberg de 2e Intifada uit (2000-2005). In de periode 1967-2002 heeft Israël 28 á 32 VN-resoluties genegeerd. Desondanks werd in 2002 werd begonnen met de bouw van “de muur”, deels op bezet gebied; dit om joodse burgers te beschermen, maar vooral ook om op bezet gebied gebouwde nederzettingen in te lijven. In 2004 verklaarde het Internationaal Gerechtshof de muur illegaal, en werd geëist dat Israël zou stoppen met de bouw, en het reeds gebouwde deel zou worden afgebroken. Dit heeft Israël slechts ter kennis aangenomen, net als veroordelingen van het nederzettingenbeleid. Het lijkt erop dat Israel alleen is geïnteresseerd in onderhandelingen en vrede als alle partijen zich voegen naar de wensen van Israel. En dat doen de partijen uiteindelijk ook: de Palestijnen omdat omdat ze geen enkele macht hebben, het Westen omdat ze niet het lef hebben hun de steun voor Israel voorwaardelijk te maken.

Anno 2010 wonen er in Gaza 1.500.000 Palestijnen op een gebied 2 keer zo groot als Tessel, zonder beschikking over bestaansmiddelen en dus compleet afhankelijk van de buitenwereld. De 2-staten-oplossing is eigenlijk geen optie meer, aangezien Israël het land zo heeft opgedeeld dat er geen plaats meer is voor een levensvatbare Palestijnse staat: het laat zich omschrijven als een open-air-prison. En de de recente besluiten om nieuwe woonwijken te bouwen op bezet gebied wekken de indruk dat Israel niet geïnteresseerd is in een 2-staten oplossing. Deze situatie is niet sustainable, en betekent uiteindelijk ook het failliet van de staat Israël. Er wonen momenteel zo’n 500.000 kolonisten op bezet gebied (West-Bank & oost-Jeruzalem), maar Palestijnen mogen maar zeer beperkt, en alleen onder strenge voorwaarden, Israël in. In december 1997 duurde het mij ongeveer een uur om de grens bij Jericho over te komen, maar in november 2009 duurde het me een dikke 5 uur om de grens naar Ramallah over te komen. Voor mijn Nederlandse medereizigster, met Nederlands paspoort, en met Armenische achtergrond, maar geboren in Palestina, duurde het nog langer. Zij moest haar Nederlandse paspoort inleveren, een Palestijnse ID aanvragen, in Ramallah blijven totdat deze haar toegekend werd en tegen betaling kon afhalen. Ze kreeg de mededeling dat ze in de toekomst alleen nog Israël in kon op haar Palestijnse ID, wat betekent dat ze haar Armeense familie in Israël nooit zal kunnen bezoeken.

Het westen (de christenen) zijn al eeuwen bezig met het oplossen van het Jodenvraagstuk, en die leek met het zionisme gevonden. Het is dan misschien ook wel wat veel van hen gevraagd om hier op terug te komen, en te erkennen dat het steunen van het zionisme (en bijgevolg van de staat Israël) eigenlijk helemaal geen oplossing is, omdat de wereld daardoor nu met een Palestijnse kwestie zit. Liever benadrukken ze daarom de joods-christelijke traditie. Deze term moet een lange geschiedenis van discriminatie en vervolging verbloemen, en krijgt gestalte in deelname van Israël aan het Eurovisie songfestival, het EK voetbal, etc. Men wilde het begrip zelfs in de aanhef van de Europese grondwet (2005) vastleggen; juist in een tijd dat er veel niet-christenen (en dan m.n. moslims) in Europa wonen, de christelijke kerken leegstromen, en de verhoudingen tussen het westen en de islamitische wereld op scherp staan (o.m. vanwege Israël)! Vanuit religieuze optiek is het argument dat joden en christenen beide monotheïstische religies zijn, beide ontstaan zijn in het Midden-Oosten, beide dezelfde God aanbidden, en beide het Oude Testament als uitgangspunt nemen. Volgens deze redenering zouden we moeten spreken over een joods-christelijke-islamitische traditie; moslims spreken dan ook over “ahn-al-kitab” (mensen van het Boek). Maar waarom zouden we dat de hindustanen, Chinezen, en niet te vergeten de atheïsten aandoen? Waarom niet gekozen voor de Verlichting (Montesquieu, Voltaire, Mill) als grondslag? Nou, omdat het christendom nog steeds de scepter zwaait!

De joods-christelijke traditie is meer een propaganda-instrument dan een historisch gegeven. Wel is er een Israëlisch-Westerse traditie: immers meer dan 90% van de Israëli’s zijn (of stammen af van) immigranten uit Europa of de V.S. Het gaat dus meer om een politiek verbond gebaseerd op gedeelde belangen, dan een traditie gebaseerd op gedeelde religieuze en culturele waarden. En die gedeelde belangen liggen in onze behoefte om ons schuldgevoel af te kopen en een trouwe bondgenoot te hebben in het midden-oosten, en in de behoefte van Israel aan steun voor hun zionistische beleid. Op die basis is er maar weinig dat Israel niet kan maken; het gedraagt zich dan ook ook als een mishandeld en gewetenloos kind dat voortdurend zijn pleegouders chanteert om zijn zin door te drijven, ten koste van anderen. En wij ons maar, samen met de Amerikanen, afvragen: “Why do they hate us?” Wij hebben, met onze zgn. joods-christelijke traditie, van óns probleem, een probleem van velen gecreëerd: de Palestijnse kwestie speelt dwars door allerlei internationale kwesties heen. Joe Biden reageerde op de bouw van 1600 nieuwe huizen in bezet gebied met:

“This is starting to get dangerous for us. What you’re doing here undermines the security of our troops who are fighting in Iraq, Afghanistan and Pakistan. That endangers us and it endangers regional peace.” (in: Yedioth Ahronoth, 15-3-2010)

De (op)positie van de Palestijnen en Arabieren is een stuk eenvoudiger uit te leggen dan de zgn. joods-christelijke positie. Maar voordat de lezer nu de Holocaust-kaart speelt, wil ik duidelijk stellen dat dit geen anti-semitisch stuk is. Wel heb ik kritiek op het zionisme, in de zin dat Israël tot op de dag van vandaag joodse immigratie naar het overbevolkte gebied stimuleert, terwijl de situatie van de Palestijnen in de bezette gebieden almaar verslechtert. Palestijnen zijn arabieren, en dus ook Semieten, en je zou het beleid van Israel jegens de Palestijnen dus anti-semitisch kunnen noemen. Maar vooral heb ik kritiek op onze (Nederlandse en Europese) steun aan het beleid van Israël. Of is het eigenlijk meer onze steun aan de V.S., die zich niet los kan weken van de enorm invloedrijke joodse lobby, alsmede de almaar groeiende invloed van conservatieve christenen? “Where you stand depends on where you sit.”

Een jongeman in Moskou, met wie ik (sinds mijn 1e artikel) wel eens online van gedachten wissel, heeft het regelmatig over Z.O.G. (Zionist Occupied Government). Zonder de ideeën van deze jongeman (ed88) in algemeenheid te onderschrijven, kan men zich afvragen in hoeverre het internationale beleid van het westen (de V.S. voorop) aanleiding geeft tot dergelijke ideeën. Wordt het geen tijd dat we stoppen om met 2 maten te meten? Om bondgenoten ontslaan van de verplichting om zich aan VN-resoluties te houden terwijl er blijkbaar geen VN-mandaat nodig is om islamitische landen te boikotten en desnoods binnen vallen. En natuurlijk is het vreselijk wat joden wereldwijd hebben moeten doorstaan de afgelopen eeuwen. Maar met hen zijn er nog talloze andere minderheden die in het verleden, maar ook vandaag de dag, te lijden hebben onder discriminatie en vervolging. Om met Avraham Burg te spreken: The Holocaust is over; we must rise from its ashes.

Voor een chronoloische weergave van de geschiedenis van Palestina klik hier

Ramallah, Israel, oct. 2009
Ramallah, Palestine © mirrormundo 2009

Terug naar de essentie; radicalisering vs. extremisme

March 9, 2010

Sommige woorden worden in de media zo steevast in combinatie met bepaalde andere (bijvoeglijke naam)woorden gebruikt, dat het lijkt alsof ze bij elkaar horen. Zo komt het woord moslim zo vaak voor in combinatie met extremisme of fundamentalisme of radicaal, dat je je zou gaan afvragen of het geen tautologie is om extremistische moslims te zeggen, net als nat water. Daarbij komt dat deze combinaties van begrippen exclusief is: als we iets willen zeggen over uitwassen binnen een ander geloof, dan worden daar andere woorden voor gebruikt. Zogenaamde Pro-Life activisten die artsen vermoorden vanwege het uitvoeren van abortussen heten gewoon conservatieve christenen, niet fundamentalistisch of extremistisch. Zo dienen woorden als extremistisch en radicaal dus een specifiek doel: de lezer/kijker te doordringen van het feit dat we het over de vijand hebben. Dit selectieve geassocieer leidt tot de gedachte: Radicaal is niet oké, toch?

Voor een antwoord hierop is de eerste vraag: wat is extremistisch? Extreem betekent “uiterst(e)”. Dit kan betrekking hebben op de twee polen op een as (links-rechts), schaal (temperatuur) spectrum (licht), maar ook op lichaamsdelen (handen, voeten, neus), etc. Extreem veronderstelt dus een centrum of midden, en het is het midden dat bepaalt wat de extremen zijn. Zo ook in de politiek. De toevoeging -isme of -istisch verwijst naar een ideologie of stroming, zoals in humanisme of socialisme. Extremisme zou dan dus een ideologie zijn die gelooft in het uiterste; een rare kwalificatie, die natuurlijk niet aangehangen wordt door de personen in kwestie, maar opgeplakt door anderen, die zichzelf als het redelijke midden beschouwen. Zogeheten moslim-extremisten en rechts-extremisten vinden zichzelf vast niet zo extreem.

De tweede vraag is: zijn radicaal en extremistisch synoniem? Radicaal komt van het Grieks en Latijn voor wortel (radices / radix), en heeft connotaties met oorspronkelijk, authentiek, integer, recht, zuiver, puriteins, back to the roots, terug naar de essentie, etc. Het ligt qua betekenis dus dichter in de buurt van principieel of fundamenteel, dan van extreem (of extremistisch). D66 is (of was) radicaal democratisch (democratisering van het politieke stelsel was hun voornaamste speerpunt), maar toch niet extreem te noemen. Sommigen hebben een radicale opvatting over vrijheid van meningsuiting (dat het onder alle omstandigheden moet gelden voor alle mogelijke meningen), maar dat maakt hen nog niet extremistisch. N.B: er is een fundamenteel verschil tussen het verdedigen van het recht op vrijheid van meningsuiting, en het verdedigen van een bepaalde mening.

Het is vaak geopperd dat het probleem met de islam, en dan met name de radicalisering ervan, zou zijn dat het te conservatief is. Er zou een emancipatorische en reformatorische beweging nodig zijn, zoals Luther, Calvijn en Erasmus geïnstigeerd hebben in katholiek Europa. Nu moet gezegd worden dat de islam vanaf haar ontstaan al een protestantser karakter heeft dan het katholicisme: het monotheïsme is strikter (geen 3-eenheid, geen heiligen), geen afbeeldingen van god en zijn schepping, Jezus en Mohammed zijn profeten (mensen) en niet de zoon van god, soberheid is een deugd, er is geen sprake van een centrale hiërarchische kerk (als het Vaticaan) en bijbehorende clerus (paus, bisschoppen, kardinalen) die de gehele geloofsgemeenschap representeert, en de wet dient in gebaseerd te zijn op de rechtvaardige religieuze moraal en niet op een compromis voortkomend uit een strijd tussen partijen die hun belangen behartigd willen zien. Maar afgezien hiervan:

De moslimwereld maakt al een reformatie door, en de belangrijkste hervormers zijn Ibn Wahab en Said Qutb, de grondleggers van het hedendaagse islamitische fundamentalisme. Net als de volgelingen van Luther en Calvijn, wijzen de islamitische hervormers de interpretaties van voorafgaande generaties aan schriftgeleerden af in ruil voor het woord van Allah, te vinden door het rechtstreeks bestuderen van de Koran.

Samuel Huntington (Clash of Civilizations, 1993) maakte een provocerende vergelijking tussen de Reformatie in de zestiende eeuw en de hervormende rol die de islam op het westerse moderniteitbegrip zou gaan hebben. De opkomst van de islam en de machtsovername van Khomeini in 1979 vormde een eerste symptoom van een mondiaal transformatieproces, dat meer met een crisis van de westerse moderniteit dan met de islam zelf van doen had. De val van het Oostblok en de moderne export van vrijheid, kapitalisme en democratie heeft een gedespiritualiseerd universum opgeleverd van moreel relativisme en extreem consumentisme. Achteraf bezien duidde de nieuwe hang naar spiritualiteit die in de islam tot uiting kwam niet op een vlucht uit de wereld, maar op een diepgevoelde behoefte om een onrechtvaardige wereld radicaal te veranderen.

Daarbij komt dat, behalve de economische en culturele invloed van het westen, vooral ook de opportunistische politieke en militaire invloed van de V.S. op het wereldtoneel veel niet-westerse landen een doorn in het oog is. Wie steunde de totalitaire sjah van Iran? Wie steunde Sadam Hussain toen de sjah onttroond was? Wie steunde de Mujahideen in Afghanistan, en liet ze na de oorlog tegen de Russen aan hun lot over? Wie bombardeerde en bezette Afghanistan toen de Mujahideen zich (onder een nieuwe naam) tegen de V.S. hadden gekeerd? Wie bombardeerde en bezette Irak onder valse voorwendselen en zonder VN-mandaat? Wie steunt de ondemocratische Saudische monarchie? Wie steunt Israel door dik en dun, ook al lappen ze alle VN-resoluties aan hun laars? Wie heeft kernwapens, en staat sommige landen toe deze ook te hebben, maar verbiedt andere landen deze te ontwikkelen? Wie heeft er militaire bases over de hele wereld, waaronder in veel Islamitische landen? De V.S. worden door velen gezien als een vijandelijke staat, met een verdorven ideologie die ze exporteren over de hele wereld, en die corruptie dictatoriale regimes steunt uit louter eigenbelang. Ook buiten de moslim-wereld leven deze sympathieën: ik heb in Zuid-Amerika diverse malen bussen zien rijden met een Bin Laden-sticker.

Radicalisering binnen de islam is een reactie op de destabilisering die de mondiale revolutionaire ontwikkelingen de afgelopen decennia teweeg heeft gebracht, alsook de hegemonie van het Westen en de aanwezigheid van Amerikaanse troepen op islamitisch grondgebied. (Voor een kijkje achter de schermen in de wereld van de Taliban zie de documentaire van Frontline op Youtube). Beeldende verhalen van dergelijke reacties kennen we ook uit de geschiedenis van het christendom: bijv. Jezus die de handelaren uit de tempel verjaagt (Mattheüs 21:12-16), Martin Luther die zijn 95 stellingen op de deuren van de kerk in Wittenberg spijkert in 1517, en de Beeldenstorm van 1566. Luther bekritiseerde de mafia-praktijken van de Roomse kerk (afkopen van zonden). In zijn boek “De Babylonische Gijzeling van de Kerk” maakt hij de vergelijking tussen de Roomse kerk en de verdorvenheid van het Babylonische rijk, dat staat voor hoerigheid, overspeligheid en zonde. Dit beeld van Babylon wordt in bepaalde christelijke stromingen (rastafari) toegepast op het beeld van de westerse, blanke, expansionistische, kapitalistische maatschappij. Marx gaf uiting aan deze angst in zijn Communistisch Manifest:

“De heersende ideologie is altijd de ideologie van de heersende klasse geweest. De moderne maatschappij heeft de klassentegenstellingen niet opgeheven, zij heeft slechts nieuwe klassen in plaats van de oude gesteld: die van loonarbeid en kapitaal. In dezelfde mate waarin het kapitaal zich ontwikkelt, ontwikkelt zich een klasse van moderne arbeiders, die alleen kunnen leven als zij arbeid vinden, en die alleen arbeid vinden als hun arbeid het kapitaal vermeerdert. In haar behoefte aan steeds meer afzet voor producten, jaagt het kapitaal over de gehele aardbol. Overal moet zij zich binnendringen, en overal dwingt zij een zogenaamde nieuwe beschaving af: de beschaving van de vrije markt. Zo schept het kapitaal zich een wereld naar haar eigen beeld.”

Het gaat hier dus om ideologieën die opriepen tot bezinning, en verzet tegen aardse verlokkingen, de gecorrumpeerde macht van de status quo en de verloedering van de moraal. Een heilige strijd dus tegen hypocrisie, opportunisme, stuurloosheid en corruptie in zowel de maatschappij als het individu, en tegen de verwording, verwatering en verloochening van een oorspronkelijke essentie of doel (of dat nou het Koninkrijk Gods heette of de klassenloze maatschappij). Ten grondslag aan deze heilige strijd (Jihad) ligt het geloof in de maakbaarheid van de samenleving: in het modelleren van de maatschappij naar een rechtvaardig en moreel juist plan.

Vreemd genoeg omarmt het door en door (protestants)-christelijke Amerika wèl de aardse verlokkingen, en is men daar niet bang voor ongebreideld kapitalisme, maar juist voor regulering en overheidsbemoeienis. Freedom & democracy, oftewel consument en burger, zijn er vrijwel synoniem. In Europa (m.u.v. Italië) zien we de markt over het algemeen nog steeds meer als middel dan als doel, en ongebreideld kapitalisme zelfs als een mogelijke bedreiging voor de democratie.* Het concept burger staat hier altijd nog hoger aangeschreven dan consument. In het islamitische wereldbeeld vormen zowel liberalisme als democratie een bedreiging voor een rechtvaardige en morele samenleving. Democratie accepteert het compromis tussen de partijen, ongeacht de uitkomst (als het maar werkt), en het marktdenken hanteert het criterium: als het maar verkoopt. Beide werken zo willekeur, opportunisme en hypocrisie in de hand. De religieuze moraal is er superieur aan concepten als burgerschap en consumentisme.

Terugkomend op de stelling dat de islam een transformatie zou moeten ondergaan in de trant van een reformatie zoals die in Europa heeft plaatsgehad: Wij beschouwen de Reformatie als het begin van een reeks emancipatorische bewegingen die geleid hebben tot een democratische samenleving. Maar is dat wel terecht? Zijn er geen andere factoren die hier een belangrijkere invloed op gehad hebben, zoals technologische innovatie (boekdrukkunst, industriële revolutie) en economische ontwikkeling? Als maatschappelijke ontwikkelingen (voortgedreven door technologische innovaties en/of veranderende politieke of economische verhoudingen) zich in een stroomversnelling bevinden en instabiliteit veroorzaken, zullen er pogingen gedaan worden om controle te (her)krijgen op de samenleving. Vaak gebeurt dit aan de hand van een manifest of puntenprogramma waarin een visie, en de belangrijkste doelen en waarden geformuleerd staan; soms door daarbij terug te grijpen op een verondersteld verleden (de tijd dat alles nog koek en ei was), soms door te wijzen naar een utopische toekomst. De Reformatie, de Renaissance, de Verlichting en het socialisme zijn allemaal radicale stromingen die zich teweer stelden tegen een (als zodanig ervaren) maatschappelijke verloedering, verwording en teloorgang van een rechtvaardige en morele samenleving.

Dus: moeten we Luther en Calvijn bewieroken als progressieve pioniers van de Verlichting, of eerder als radicale en reactionaire fundamentalisten? En moeten we Marx en Engels zien als de pioniers van de sociaal-democratie, of als vaders van een repressieve maatschappijvorm (stalinisme)? Mijn stelling is: als beide. We moeten ons realiseren dat het gevaar van radicale ideeën altijd is dat ze niet helemaal van deze wereld zijn (maar van de wereld van ideeën en principes), en daardoor ook niet altijd even goed direct toepasbaar zijn. Maar ook moeten we ons realiseren dat het gevaar van het gebrek aan radicale ideeën leidt tot een visieloze maatschappij gebaseerd op willekeur, opportunisme, en hypocrisie, waarin de dingen gaan zoals ze gaan, en er geen plaats is voor kritiek en radicale bezinning op hoe burgers zouden willen dat de dingen gaan; een Berlusconiaanse maatschappij zeg maar.

Wat zegt dit over de Nederlandse politiek? Populistische partijen als de PVV en TON doen zich ook voor als revolutionairen (tegen het pluche), maar het ontbreekt ze aan visie en inhoud, en zijn daarom niet radicaal, maar reactionair: ze reageren vooral. Opportunistisch en fantasieloos scanderen ze hun agendapunten over wat er niet deugt, maar duurzame oplossingen die als basis voor beleid kunnen dienen worden niet geopperd. Wilders zou misschien een manifest aan de deuren van de Linkse Kerk moeten hangen waarin hij zijn visie uit de doeken doet. Echter, het verbieden van `kopvodden´, het laten patrouilleren van stadscommando’s, en het door de knie schieten van allochtone hooligans is wel extreem, maar volstaat niet als visie. Maar je kunt van populisten ook niet verwachten dat ze radicaal zijn: afhankelijk als ze zijn van de opinie van hun verwende en ongeduldige achterban moeten ze a la minuut kunnen inspelen op die markt en de waan van de dag. Bijkomend probleem is echter dat andere partijen zich (wellicht mede uit een eigen gebrek aan visie) gedwongen voelen om in dit populisme mee te gaan (als het niet verkoopt lig je uit de markt). Maar toch zouden veel kiezers het op prijs stellen als politieke partijen radicaler (niet extremer) zouden zijn; d.w.z. duidelijker de essentie van hun programma en hun visie uitdragen, en zich daarmee duidelijker profileren. Het reageren op de waan van de dag (inspelen op de markt), en het aftroeven van de concurrent (onder het mom van: als het maar werkt), wekt bij de kiezer valse verwachtingen, en uiteindelijk cynisme op.

* In zijn boek Jihad versus McWorld stelt Benjamin Barber dat zowel het ongebreidelde kapitalisme als fundamentalistische ideologieën een bedreiging vormen voor de democratie en de open samenleving. Een andere aanrader over dit onderwerp, waarin juist het (neo)liberalisme wordt verdedigd is The Lexus and the Olive Tree van Thomas Friedman.

Rome, april 2005
Rome, Italy, 2005 © mirrormundo

Goed fout is niet fout; it just smells funny

February 25, 2010

Gelukkig zit de Week van de Foute Film er weer (bijna) op. Waarom, vraag ik me af, zou je als publieke omroep, en zeker als VPRO, je kostbare zendtijd opofferen aan films die je doorlopend kunt bekijken op de commerciëlen? Misschien om kijkers uit je eigen publiek te bedienen die deze films wel vermakelijk vinden, maar alleen als ze ernaar kunnen kijken met een bepaald superioriteitsgevoel, omdat ze van hogerhand als “fout” zijn bestempeld? Predicaten als fout en camp legitimeren zo de waardering van “slechte smaak” vanuit een soort arrogantie; vanuit een houding van: “ik kan dit ook waarderen, maar om andere redenen dan het plebs dat dit écht mooi vindt.” Oprecht van nep-kunst (kitsch) houden is dom, maar op een nep-manier van fout houden is camp, en dus cool. Smaak als middel om je te onderscheiden dus. Dit onderscheid tussen “hoge” en “lage” cultuur is een afspiegeling van een tweedeling in onze samenleving: die tussen een hoger opgeleide elite, en een lager opgeleide massa (het Volk).

Maar waarom zou de smaak van het Volk toch “fout” zijn? Hoe is het gekomen dat een morele kwalificatie toegepast wordt op kwesties van smaak en esthetica? Tot de jaren ’70 werd het predicaat “fout” in morele zin voornamelijk gebruikt voor verraders, collaborateurs, en deserteurs. In deze context betekent fout dus afvallig, ontrouw, deloyaal, overspelig, zondigend. Maar in de jaren ’90 is “fout” als esthetisch predicaat (foute humor, foute snor, foute tattoo, fout kapsel, foute auto, etc.) in zwang geraakt als aanduiding voor een bepaalde smaak, en geassocieerd met een bepaalde bevolkingsgroep. (De relatie tussen fout als “camp” en “fout in de oorlog” werd een jaar of 10 geleden treffend neergezet in Jiskefet: “Mein Camp“).

Ik heb eerder al (Links, 2, 3, 4) de stelling verdedigd dat “rechts” gegijzeld wordt door links; Dat er in onze cultuur een bepaalde politiek correcte vanzelfsprekendheid overheerst t.a.v. opvattingen die je er wel en niet op na mag houden, en die compleet voorbij gaat aan het gedachtegoed van een groeiend deel van de bevolking. Volgens Maarten van Rossem (in zijn nieuwe boek Waarom is de burger boos?), bestaat Het Volk niet als homogene groep met gedeelde opvattingen. Kan wel zijn, maar één opvatting die ze wel delen is dat er sprake is van een “linkse” elite (een kliek) die de mentaliteit van politiek en media beheerst. Daarom zijn ze boos.

Waar Nederland vroeger 4 verticale zuilen kende, kan men er vandaag dus 2 horizontale ontwaren: die van de hoger opgeleiden, en die van de lager opgeleiden. De wijze waarop de elitede massa” definieert is niet nieuw, maar de wijze waarop de massa haar respect voor de elite heeft verloren wel. En terwijl de PVV hoog in de peilingen staat en de Telegraaf haar intrede doet in het bestel van de publieke omroep als Wakker Nederland, vreest de intellectuele elite de snelheid waarmee het populisme terrein wint. Duidt de angst voor het populisme dan niet in de eerste plaats op een crisis van de elite-identiteit? En verklaart deze angst misschien niet ook waarom “fout” synoniem is geworden met dingen die geassocieerd worden met “plebs“? Want (zoals de hoger opgeleiden weten): Angst leidt tot vijand-denken, waarin de groepsidentiteit vorm krijgt. En fout is degene die overspelig, afvallig, en ontrouw aan de groep is. En hoewel deze reactie niet zozeer te wijten is aan een samenzwering (zoals de PVV, TON en Wakker Nederland graag doen geloven), als wel het gevolg is van een blinde vlek, komt het stereo-typeren en vijand-denken blijkbaar niet van één kant.

Onze zuiderbuur David van Reybroeck schreef een pleidooi voor het populisme. Hij vat zichzelf bondig samen:

“In Vlaanderen en Nederland groeit de kloof tussen hoog- en laagopgeleiden. Terwijl de eerste groep kosmopolitisch de globalisering bezingt, schaart de tweede zich achter nieuwe vormen van nationalisme. Laaggeschoolden dringen nauwelijks nog door tot het parlement. Vandaag zijn het veelal populistische partijen die de stem van de laaggeschoolden in de samenleving vertegenwoordigen. Net daarom vormt populisme niet noodzakelijk een gevaar voor de democratie. Populisme verwoordt een blijvend verlangen naar politieke betrokkenheid van het laagopgeleide volk. Er is niet minder, maar beter populisme nodig.”

Van Reybroeck mist een links-populistische partij in Vlaanderen en wijst naar de Nederlandse SP als partij die hier een voorbeeld van zou kunnen zijn. Maar ik betwijfel of Agnes Kant het maatschappelijk inzicht en de retorische kwaliteiten bezit om de foute kiezer terug te winnen.

Romania, BBQ 2006-7
Posedarje, Romania, 2006 © mirrormundo

Als de middelen het doel gaan heiligen

February 21, 2010

Virussen zijn eng. Of het nou computer-virussen of natuurlijke virussen zijn. Virussen zijn onzichtbaar, ongrijpbaar, en dringen zich als vreemde vijand van buiten naar binnen in ons midden. Eenmaal daar aangekomen verandert het de gang van zaken ten bate van zichzelf. Dat is de populaire definitie van virus en dat is eng. Toch zijn er in ons lichaam talloze micro-organismen met wie wij een symbiotische relatie hebben: die weliswaar voor zichzelf werken, maar toch een bijdrage leveren aan het geheel. Een bekend voorbeeld is dat van de darmflora; maar in feite zit het hele leven zo in elkaar: op gebied van biologie, sociologie en taal. Het verschil tussen eigen en vreemd is niet zo eenduidig.

En op het gebied van computer en internet is het niet anders: vele programma’s nestelen zich (vaak zonder dat we er erg in hebben, bijv. via automatische updates) in ‘ons’ systeem. Een voorbeeld is de anti-virus software. Deze doet je computer weliswaar trager functioneren, maar het resultaat is dat je systeem gevrijwaard blijft van virussen en spyware, waardoor je systeem misschien trager zou kunnen gaan functioneren. “Maar”, zal u zeggen, “dat is toch het ene kwaad afwenden met het andere?” Ja, precies, dat klopt. Het verschil tussen spyware/phishing, en scareware die wij niet zelf gebruiken, maar ons vertelt ons te beschermen tegen kwaad van buitenaf, ligt precies in de acceptatie ervan. En die acceptatie dan wel angst kan gemanipuleerd worden. AVG anti-virus bijv. presenteert zich als een krachtig middel tegen virussen en spyware, maar eenmaal geïnstalleerd op je computer is je processor voornamelijk bezig met het draaien van dát programma, en het ophalen van updates en het installeren van deze updates. En hetzelfde geldt voor de zoveelste automatische update van Windows Media-Player: uiteindelijk is je computer niet eens meer in staat een simpele MP3 af te spelen.

Stel je woont in een land als Somalië, en je hebt veel last van plunderaars: dan is het fijn als er een warlord of mafia-baas is die jou (tegen een prijs) tegen die lui beschermt. Maar je komt er al snel achter dat de service die deze lui bieden in vele opzichten lijkt op het kwaad dat ze bestrijden. Als er dan uiteindelijk een stabiele samenleving is met een functionerende civiele en juridische infrastructuur, dan is het fijn als die overheid jou beschermd tegen de warlords en mafia-bazen. Maar uiteindelijk betaal je altijd een prijs, en is jou instemming ermee afhankelijk van een afweging van kosten en baten. Veel Amerikanen (vooral in het zuiden) zien het verbod op persoonlijk wapenbezit nog altijd als een gevaar van buitenaf, dat de burger het fundamentele recht op zelfverdediging ontneemt, en de staat opzadelt met een taak die ze niet aan kan; namelijk het beschermen van haar burgers. En in de beroerste wijken van Amerika’s grote steden (en die van andere landen) is dit realiteit: de politie heeft het gezag in die wijken verloren, en de inwoners organiseren zelf militia’s.

Mijn kosten&baten-afweging is deze: als ik een computer koop in 2010, kan die de programma’s van 2012 al nauwelijks meer aan, laat staan alle updates van 2013 en later. Alles waarvoor mijn computer zich ziek moet melden (niet meer optimaal kan functioneren) definieer ik als virus; of het nou om virussen, spyware, anti-virus-programma’s of updates gaat. Daarom heb ik mijn computer die ik voor audio- en video-bewerking gebruik niet aangesloten op internet, en is die nog net zo snel en stabiel als op de dag dat ik ’em kocht. En alle nieuwe gadgets die ik daardoor misloop haal ik wel weer in als ik een nieuwe computer koop die afgestemd is op de software van dan…

Maar afgezien van programma’s die zich in je systeem vestigen, gebruik maken van je processor en geheugen, en zodoende je computer trager maken, is het internet op zich al een gebied waar eigen en vreemd anders zijn dan het lijkt. Al je google-searches, mails, twitter-tweets en online aankopen worden gescreend door programma’s om jou te linken aan adverteerders. Op het net ben je zelf net zoveel product als consument (gebruiker); hoe anders zou het mogelijk zijn dat het allemaal gratis is?. Iedereen vult op z’n facebook, myspace, twitter, etc. z’n persoonlijke gegevens in, zonder zich af te vragen of deze informatie (de naam van je huisdier) interessant is voor je mede-gebruikers, of voor de aanbieder. Het is de aanbieder die op zoek is naar klant-profielen, en hij wil het liefst een zo duidelijk mogelijke klant, waarvan voorspelbaar is wat hij/zij zal kopen. Uniformering van de gebruiker (“andere klanten bestelden ook dit”) is daarbij een volgende stap (een proces momenteel in ontwikkeling). I.p.v. ons zorgen te maken over het geheugen en de processor van je computer, zouden we ons meer zorgen moeten maken over de invloed van de pre-fab internetproducten op je eigen brein, en hoe ons online gedrag zich meer en meer conformeert aan dat wat de aanbieder graag ziet.

google

De schone schijn van Ecosia; publiek vs. privaat…

February 19, 2010

Sinds het faillisement van het communisme begin jaren ’90 hebben we voortdurend te horen gekregen dat het idee van de maakbare samenleving passé was, en we zoveel mogelijk moesten overlaten aan de markt. In het kader van een terugtredende overheid werden vervolgens openbaar vervoer, nutsbedrijven en gezondheidszorg geprivatiseerd. 20 Jaar later is het verwijt aan de financiële wereld dat banken, verzekeraars, en andere voor de samenleving belangrijke instanties hun functie van nutsbedrijf zouden hebben verloren, en hun primaire doel uit het oog verloren te hebben: namelijk het verlenen van service aan de klant i.p.v. het behagen van de aandeelhouder.

Pardon? Een bedrijf is er niet voor het publieke goed, maar om te overleven en winst te maximaliseren! Voordat je een nutsbedrijf privatiseert dien je daarom van tevoren na te denken over de publieke functie ervan, en of die te verenigen is met de essentie van een commercieel bedrijf, zijnde overleving (lees: winstmaximalisatie). Dit verwijt (van o.a.de commissie De Wit) is dan ook een erkenning van het manco van het fundamentalistisch liberalisme voor de democratie: deze ideologie werkt misschien wel efficiënter voor een selecte groep (degenen die meedingen in de winst cq. ontvangers van bonussen), maar niet voor de burgersamenleving als geheel. Daarvoor hebben we nu juist een overheid! De balans lijkt een beetje doorgeslagen van een alles-regulerende-overheid, naar een niets-meer-regulerende-overheid. En als de overheid geen regels stelt en toezicht houdt, bepaalt de markt hoe de dingen gaan. 20 Jaar na de val van het communisme, en 1 jaar in de economische recessie, lijken we weer op het zelfde ideologische punt beland als 170 jaar geleden, toen arbeiders en intellectuelen in Frankrijk en Duitsland zich afvroegen of er geen alternatieven waren voor het kapitalisme, die een eind zouden maken aan de exhorbitante zelfverrijking van een kleine elite.

Hoewel er veel af te dingen valt op de documentaire The Corporation (te theatraal aangezette diagnostische toon en te idealistisch-activistische toonzetting van de conclusie), zouden meer mensen deze film moeten gaan kijken. Deze documentaire laat namelijk op indringende manier zien hoe bedrijven, ingebed in een door concurrentie gedreven economisch systeem, gedwongen worden om egoïstische keuzes te maken, en zich tegelijkertijd voorbeeldig (wat dat ook moge zijn volgens ‘de markt‘ op dat moment) moeten profileren. (Een andere aanrader in deze categoerie is Enron; The Smartest Guys in the Room).

Vandaag de dag is green-washing (een duurzaam imago ventileren) dé manier om je marktaandeel te vergroten. Zo hebben Microsoft en Yahoo een zoek-machine (search-engine; zoals Google dat ook is) in het leven geroepen (Ecosia), die pretendeert dat elke online zoekopdracht 2 m² aan regenwoud redt (zo zouden ze al 30.857.563 m² regenwoud gered hebben), en 80% van de inkomsten over te maken aan het WWF.

Echter, Ecosia heeft zelf geen zoekresultaten, maar gebruikt die van Bing (Microsoft) en Yahoo; twee bedrijven die achteraan liggen bij het gebruik van groene energie voor hun enorme serverparken (dan doet Google het beter). Verder gebeurt dat weggeven van dat geld aan het WWF alleen als mensen klikken op gesponsorde links; dus links van bedrijven die willen dat je meer consumeert (hoe meer consumptie, hoe groener zeg maar)… In essentie gaat het dus om een marketingwedstrijd tussen Microsoft en Google. Microsoft gebruikt alle mogelijke marketingmethoden om het marktaandeel te vergroten (ook niet zo ecologische). Ecosia lijkt daarmee dus een zinloos initiatief; leuk als fondsenwerving voor het WWF, maar weinig effectief. De besparing zou een stuk groter zijn als zowel Google als Microsoft alleen nog maar groene energie zou gebruiken. (Maar zolang dat niet het geval is kun je als individuele gebruiker beter minder consumeren en vlees eten, dan bereik je een stuk meer voor het regenwoud)…

En dergelijke marketingstrategieën zijn niet voorbehouden aan alleen commerciële bedrijven, maar ook politieke partijen, keurmerken en non-profitorganisaties staan voor de keuze: “gaan we voor onze principes, of voor het draagvlak cq. de achterban?” Ook deze organisaties hebben te maken met uitslagen van marktonderzoeken, adviezen van hun PR-afdeling, etc. Toen de dierenbescherming begon te vermoeden dat de confronterende aanpak van de jaren ’70 (beelden uit de bio-industrie), minder aansloeg dan leuke prijsvragen en knuffel-zeehondjes, ging het roer om: Ze begonnen in te zien dat het voor het voortbestaan van de organisatie niet gaat om een abstracte doelstelling (presenteren van “de waarheid” voor het bewerkstelligen van “gerechtigheid”), maar om het werven van donoren. Sindsdien neemt de Dierenbescherming dan ook meer voorbeeld aan een publieks-strategie als dat van Animal Hospital en Animal Rescue (ingaan op het sentiment en concrete indivuduele gevallen), en hoor je zelden nog iets over de (structurele uitwassen van de) bio-industrie.

Dit is slechts een populistische move om zieltjes (klanten) te winnen, maar er zijn ook ernstigere voorbeelden… Keurmerken zijn niet zomaar stempels van goedkeuren ter informatie van de klant: keurmerken zijn een middel om je imago op te poetsen. Het mogen voeren van een keurmerk is dan ook niet gratis, en inmiddels uitgegroeid to een miljoenen business. Het misleidende is echter dat klein(schalig)e producenten zich het financieel niet kunnen veroorloven om een keurmerk te mogen voeren, terwijl grote bedrijven zelfs invloed hebben op de eisen die het keurmerk stelt. Een voorbeeld is het ik-kies-bewust-logo. Een ander voorbeeld: het miljarden bedrijf Marine Harvest, de grootste zalmkweker ter wereld, is een van de vervuilenste industrieën voor de kust van Noorwegen, Chili, en nog een groot aantal landen. Maar voor €100.000 per jaar mag het bedrijf het logo van het Wereld NatuurFonds voeren, zonder de productiemethoden milieuvriendelijker te hoeven maken. Tja, de vraag naar greenwashing drijft de prijs behoorlijk op…

Organisaties zijn er om zichzelf in stand te houden; m.a.w. een organisatie is aan dezelfde darwinistische wetten onderworpen als een organisme. En deze wetten zijn geënt op overleving van de meest op de omgeving aangepaste (lees: populistische) partij. Ik ken dan ook geen organisatie die zichzelf heeft opgeheven vanwege behaalde doelstellingen. Sterker nog: zij beconcurreren gelijkgezinden! De gemeentes Alkmaar en Den Helder bijvoorbeeld, hebben voor hun duurzaam inkoopbeleid advies ingewonnen bij Stichting Max Havelaar. Die heeft hiervoor criteria opgesteld waaraan alléén Max Havelaar zélf voldoet. Het Eko-keurmerk, Utz Certified en Rainforest Alliance vallen buiten de boot.

Voor commerciële instellingen is er geen verschil tussen doel en middel. De omgeving (markt) bepaalt de wijze waarop (cq. de middelen waarmee) je succes boekt, en hoe dat succes er inhoudelijk (qua doelstelling) uitziet is van geen belang; zolang het maar werkt (lees: verkoopt). En hetzelfde lijkt te gelden voor populistische politieke partijen: het maakt niet uit of je consequent bent, of dat je je doelen bijstelt al naar gelang het publiek daar om lijkt te vragen, als het maar werkt. Non-profit organisaties hebben een doelstelling anders dan winst-maximalisatie, en moeten continu afwegen welk middel het best ingezet kan worden om een bijdrage te leveren aan het doel, zonder dat doel te verloochenen. Maar als de middelen het doel gaan dicteren, ben je verloren voor wat betreft je (ideële) doelstelling. Daarin ligt ook het dilemma van onze tijd: we eisen maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) van commerciële bedrijven, en markt-conform opereren van publieke instellingen, zonder stil te staan bij de vraag of een organisatie deze dubbel-rol kan spelen.

En daarmee raken we aan de essentie van het verschil tussen publiek en privaat (resp. burger en consument): Organisaties zijn geneigd tot zelfbehoud, zoals organismen dat zijn; en zeker organisaties die het zelfbehoud en winstmaximalisatie in hun statuten hebben staan (lees commerciële bedrijven). Publieke instellingen en nutsbedrijven zijn ook organisaties, en onderhevig aan dezelfde mechanismen, maar hebben primair een publieke (niet in de 1e plaats commerciële) doelstelling, en moeten in die zin producten van (of er in ieder geval voor) de burgerlijke samenleving zijn. Hiervoor dienen zij onderworpen te worden aan een toezicht dat niet (alleen) onderworpen is aan de wetten van de markt, maar (ook en vooral) aan de doelen van de burgermaatschappij (aan datgene wat wij met elkaar, buiten de markt om, wenselijk achten).

In die zin zijn we weer terug bij af: de oplossingen voor de problemen van het kapitalisme waar Marx (en epigonen) mee kwam bleken niet tot het gewenste resultaat te leiden, maar de euvels van het kapitalisme blijven ook nu nog bestaan.

zeehond

Kilometerheffing; de vervuiler betaalt?

February 11, 2010

De auto-eigenaar betaalt WA-verzekering en wegenbelasting naar het gewicht van de auto, ongeacht deelname aan het verkeer en weggebruik. Dus wil je iets doen aan deze onrechtvaardige kostenverdeling, en daarbij aan de files en milieuvervuiling, moet je niet bij de autoeigenaar, maar bij de automobilist zijn: degene die daadwerkelijk zijn/haar auto in beweging heeft. Dat klinkt zinnig…

Maar waarom toch is men aan de slag gegaan met het onzalige en kostbare systeem van de kilometer-heffing?
1] De inwerkingstelling van het kilometer-rijden is beraamd op €4.000.000.000, en de onderhoudskosten op €1.000.000.000 per jaar. Daar kun je de betaalbaarheid en kwaliteit van het openbaar vervoer behoorlijk mee stimuleren.
2] Naast het file-argument voor het invoeren van de kilometer-heffing, is er het argument dat het plan aansluit bij het concept ‘de vervuiler betaalt‘. Maar of je auto nou 1200 kilo of 2500 kilo weegt, men betaalt evenveel per afgelegde kilometer, omdat er boven 1150 kg geen differentiatie bestaat in het plan. (Wat weegt een vrachtauto?) Het aantal gereden kilometers zegt dus weinig over brandstofverbruik (heb je een zuinige auto of niet?) en milieuvriendelijkheid (heb je een old-timer uit het leger of een Toyota IQ?).
3] Verder besteedt de overheid de opbrengsten van de kilometerprijs uitsluitend aan wegen en andere zaken die te maken hebben met de mobiliteit, en dus vervangt het plan eigenlijk alleen de Motor-Rijtuigen-Belasting (MRB, oftewel wegenbelasting), en lijkt het milieu van ondergeschikt belang.
4] Naast de MRB wordt ook de Belasting op Personenauto’s en Motor-rijwielen (BMP) afgeschaft. Hierdoor groeit het wagenpark (krijg je meer auto’s), terwijl de productie van auto’s ook z’n milieu-tol eist…

Waarom niet gekozen voor verhoging van de brandstofprijs? Daarin kun je 1] de brandstof zelf, 2] de wegen-belasting, en 3] de WA-verzekering op een meer rechtvaardige manier verrekenen. En dan heb je als automobilist zelf invloed op wat je kwijt bent door de hoeveelheid kilometers die je rijdt, en hoe zuinig je rijdt (gewicht, bouwjaar, rijstijl).

Verder: de milieubelasting van de auto is niet inherent aan het soort en de hoeveelheid brandstof dat deze verbruikt, en moet dus niet gemeten worden aan de pomp, maar aan de uitlaat. Derhalve kan tijdens de sowieso al verplichte jaarlijkse APK-keuring, waar ook getest wordt op emissie van CO2, roet, en andere schadelijke stoffen, vastgesteld worden hoeveel eco-tax (milieu-belasting) er betaald moet worden over de belasting van het milieu. De betreffende auto kan dan op basis van deze meting een inschaling qua milieu-vriendelijkheid krijgen, en vervolgens een milieuheffing op basis van deze inschaling én het aantal gereden kilometers (vast te stellen bij de volgende APK-keuring of andere onderhouds-beurten). Vooral het soort brandstof, het bouwjaar, en het gewicht van de auto zullen hierop van invloed zijn, maar de inschaling dient plaats te vinden op basis van de gemeten uitstoot, want daar gaat het hier om. En als dan toch het aantal gereden kilometers bij de APK-keuring wordt vastgesteld, kan dit eventueel ook meegenomen worden in de berekening van de premie voor de WA-verzekering. Voor de werking van een dergelijk systeem kunnen we meteen bij onze buren te rade gaan, daar hebben ze namelijk reeds de car-pass ingevoerd.

Deze regeling is rechtvaardiger, én beter voor het milieu. Immers: automobilisten die veel rijden, hard rijden, en/of grotere, zwaardere, of oudere* auto’s rijden betalen meer; aan de pomp én via de milieuheffing. Dit zal leiden tot hogere kosten voor het daadwerkelijk rijden, en dus het onnodig verplaatsen van mensen en goederen ontmoedigen. Dit leidt tot meer efficiëntie (en wellicht een krimpende economie, omdat een belangrijk deel van de economie bestaat uit het heen en weer vervoeren van producten). Maar belangrijker: een hogere brandstofprijs is een incentive (stimulans) voor de verkoop en productie van zuinigere auto’s, en de emissie-inschaling is een incentive voor schonere auto’s. Beiden zullen onderzoek naar, en ontwikkeling van alternatieven stimuleren. Dit onderzoek kan daarenboven nog gesubsidieerd worden met middelen verkregen uit de emissie-heffing.

* Het sneller vernieuwen van het wagenpark klinkt milieu-vriendelijk, maar ook de productie van auto’s is milieu-vervuilend. Het afschaffen van de BPM met de invoering van de km-heffing betekent dat de vervuiling die de productie van nieuwe auto’s met zich meebrengt niet meer in de aanschafprijs verrekend zal worden.

China 2008, electric scooter
Ningxia, China © mirrormundo 2008